Dafalgan voorschrift codeine zonder

Afvallen met Ozempic: mijn ervaringen

2024.02.15 10:49 HealthJunk Afvallen met Ozempic: mijn ervaringen

Ozempic, oorspronkelijk ontwikkeld voor type 2 diabetes, wordt steeds vaker gebruikt voor gewichtsverlies. Hieronder wordt de werking, effectiviteit, bijwerkingen en bredere context van obesitasbehandeling met Ozempic besproken.
Wat is Ozempic?
Ozempic is de merknaam voor het medicijn semaglutide, dat wordt gebruikt voor de behandeling van type 2 diabetes mellitus. Het behoort tot een klasse geneesmiddelen die bekend staat als GLP-1 receptoragonisten. Deze medicijnen helpen bij het verlagen van de bloedsuikerspiegel door de werking van het hormoon GLP-1 na te bootsen.
GLP-1 (glucagonachtig peptide-1) is een hormoon dat van nature in het lichaam wordt geproduceerd en dat verschillende effecten heeft, waaronder het stimuleren van insulineafgifte, het remmen van glucagonafgifte, het vertragen van maaglediging en het verminderen van eetlust.
Ozempic wordt toegediend via een injectie en wordt meestal eenmaal per week gebruikt. Het is geïndiceerd als een monotherapie (alleenstaande behandeling) of in combinatie met andere diabetesmedicatie, zoals metformine, sulfonylureumderivaten, insuline of andere orale antidiabetica.
Naast het verlagen van de bloedsuikerspiegel, kan Ozempic ook helpen bij gewichtsverlies bij sommige patiënten, wat gunstig kan zijn voor mensen met overgewicht of obesitas die ook diabetes type 2 hebben.
Het is belangrijk om Ozempic te gebruiken zoals voorgeschreven door een arts en om regelmatig de bloedsuikerspiegel te controleren om de behandelingseffectiviteit te evalueren. Het medicijn kan bijwerkingen veroorzaken, dus patiënten moeten eventuele zorgen of symptomen met hun zorgverlener bespreken.
Mijn Ervaring met Ozempic
Persoonlijke ervaringen met Ozempic variëren. Hoewel sommigen gewichtsverlies ervaren, kunnen bijwerkingen als misselijkheid en vermoeidheid een tol eisen.
Ervaringen van anderen
Verschillende gebruikers melden vergelijkbare bijwerkingen en teleurstellende resultaten. De meeste praten over de bijwerkingen.
Werking van Ozempic voor Gewichtsverlies
Ozempic (semaglutide) behoort tot een klasse medicijnen die bekend staat als GLP-1 receptoragonisten. Deze medicijnen worden gebruikt voor de behandeling van type 2 diabetes mellitus. De werking van Ozempic is gerelateerd aan verschillende processen in het lichaam:
  1. Stimulatie van insulineafgifte: Ozempic bootst de werking na van een hormoon dat van nature in het lichaam voorkomt, glucagonachtig peptide-1 (GLP-1). GLP-1 stimuleert de afgifte van insuline door de alvleesklier (pancreas) in reactie op een verhoging van de bloedsuikerspiegel. Insuline is een hormoon dat nodig is om glucose uit het bloed naar de cellen te transporteren, waar het als energiebron kan worden gebruikt.
  2. Remming van glucagonafgifte: Naast het stimuleren van insulineafgifte, remt GLP-1 ook de afgifte van glucagon. Glucagon is een hormoon dat de bloedsuikerspiegel verhoogt door de afgifte van glucose uit de lever te bevorderen. Door de afgifte van glucagon te verminderen, helpt Ozempic de bloedsuikerspiegel onder controle te houden.
  3. Vertraging van maaglediging: GLP-1 receptoragonisten zoals Ozempic vertragen de lediging van voedsel uit de maag naar de dunne darm. Hierdoor wordt de opname van glucose in het bloed vertraagd na een maaltijd, wat helpt om pieken in de bloedsuikerspiegel te verminderen.
  4. Vermindering van eetlust: GLP-1 receptoragonisten kunnen ook een gevoel van verzadiging en verminderde eetlust veroorzaken, wat kan leiden tot gewichtsverlies bij sommige patiënten. Dit kan gunstig zijn voor mensen met overgewicht of obesitas, die vaak ook diabetes type 2 hebben.
Door deze verschillende mechanismen te activeren, helpt Ozempic bij het verbeteren van de bloedsuikercontrole bij mensen met type 2 diabetes. Het vermindert niet alleen de bloedsuikerspiegel, maar kan ook helpen bij gewichtsbeheersing en het verminderen van het risico op diabetesgerelateerde complicaties.
Klinische Studies en Effectiviteit
Studieresultaten tonen aan dat Ozempic significant gewichtsverlies kan veroorzaken, vooral in combinatie met leefstijlveranderingen.
Bijwerkingen en Overwegingen
Misselijkheid, braken en vermoeidheid zijn veelvoorkomende bijwerkingen van Ozempic, die de beslissing om het medicijn te gebruiken kunnen beïnvloeden.
Ozempic (semaglutide) levert vaak ernstige bijwerkingen op. Hier zijn enkele mogelijke bijwerkingen die kunnen voorkomen bij het gebruik van Ozempic:
  1. Gastro-intestinale bijwerkingen: Veelvoorkomende bijwerkingen van Ozempic zijn gerelateerd aan het maagdarmkanaal, waaronder misselijkheid, braken, diarree, constipatie, buikpijn en een opgeblazen gevoel. Deze symptomen kunnen meestal mild tot matig van aard zijn en kunnen in de loop van de tijd verminderen.
  2. Hypoglykemie: Ozempic kan het risico op hypoglykemie (lage bloedsuikerspiegel) verhogen, vooral wanneer het wordt gebruikt in combinatie met andere diabetesmedicatie, zoals insuline of sulfonylureumderivaten. Het is belangrijk om de bloedsuikerspiegel regelmatig te controleren en de dosis van andere medicijnen aan te passen indien nodig.
  3. Reacties op de injectieplaats: Sommige patiënten kunnen milde reacties ervaren op de injectieplaats, zoals roodheid, zwelling, jeuk of pijn. Deze bijwerkingen zijn meestal voorbijgaand en verdwijnen binnen enkele dagen.
  4. Pancreatitis: Hoewel zeldzaam, is er een risico op pancreatitis (ontsteking van de alvleesklier) bij het gebruik van GLP-1 receptoragonisten zoals Ozempic. Patiënten moeten worden geadviseerd om onmiddellijk medische hulp te zoeken als ze symptomen van pancreatitis ervaren, zoals ernstige buikpijn, misselijkheid, braken en een opgeblazen gevoel.
  5. Galstenen: Er zijn meldingen geweest van galstenen bij patiënten die GLP-1 receptoragonisten gebruiken, hoewel de relatie niet volledig is opgehelderd. Patiënten met symptomen van galstenen, zoals buikpijn, koorts en geelzucht, moeten medische hulp zoeken.
Hoe Gebruiken?
Ozempic wordt meestal wekelijks onderhuids geïnjecteerd, maar dosering en gebruik moeten nauwlettend worden gevolgd.
Ozempic (semaglutide) is een medicijn dat wordt gebruikt voor de behandeling van type 2 diabetes mellitus. Het wordt geleverd als een injecteerbare oplossing en wordt meestal eenmaal per week toegediend. Hier zijn de algemene richtlijnen voor het gebruik van Ozempic:
  1. Dosering: De gebruikelijke startdosering van Ozempic is 0,25 mg eenmaal per week gedurende 4 weken. Na deze initiële periode kan de dosis worden verhoogd tot 0,5 mg eenmaal per week. Sommige patiënten kunnen uiteindelijk een dosis van 1 mg per week nodig hebben, afhankelijk van hun individuele respons op het medicijn.
  2. Toedieningswijze: Ozempic wordt geleverd in een voorgevulde injectiepen. Het wordt subcutaan (onder de huid) toegediend in de buik, dij of bovenarm. Het is belangrijk om de injectieplaatsen te variëren om de kans op irritatie te verminderen. De instructies voor het gebruik van de injectiepen worden geleverd door de arts of apotheker en moeten nauwkeurig worden opgevolgd.
  3. Tijdstip van toediening: Ozempic kan op elk moment van de dag worden toegediend, met of zonder voedsel. Het is echter raadzaam om een vast schema aan te houden, bijvoorbeeld elke zondagochtend, om consistentie te bevorderen.
  4. Opvolging en aanpassing van de dosis: Na het starten van Ozempic zal de arts regelmatig de bloedsuikerspiegel van de patiënt controleren om de respons op het medicijn te evalueren. Op basis van deze resultaten kan de dosis worden aangepast om de bloedsuikerspiegel effectief te beheersen.
Vergelijking met Andere Afslankpillen
Ozempic onderscheidt zich door effectiviteit en doseringsgemak, maar bijwerkingen en individuele reacties moeten in overweging worden genomen.

Ozempic

Ozempic (semaglutide) is oorspronkelijk ontwikkeld als een medicatie voor het beheersen van type 2 diabetes. Het werkt door de insulineproductie te verhogen, wat op zijn beurt helpt om de bloedsuikerspiegel te verlagen. Een bekend bijeffect van Ozempic is gewichtsverlies, wat heeft geleid tot off-label gebruik voor dit doel. Het is belangrijk om te benadrukken dat Ozempic injecteerbaar is en niet primair als afslankmiddel is goedgekeurd.
Potentiële nadelen:

PhenQ

PhenQ is een populair afslanksupplement dat wordt geadverteerd als een alles-in-één oplossing voor gewichtsverlies. Het bevat een mix van ingrediënten die bedoeld zijn om de stofwisseling te verhogen, de energie te verhogen, en het hongergevoel te verminderen.
Voordelen:
Potentiële nadelen:
De Rol van Ozempic bij Afslanken
Hoewel effectief voor sommigen, moet Ozempic worden gezien als een onderdeel van een uitgebreider plan voor gewichtsbeheersing, inclusief dieet en lichaamsbeweging.
Toekomst van Ozempic
Verdere onderzoeken zijn nodig om langetermijneffecten en optimale integratie in obesitasbehandelingen te bepalen.
In de toekomst zal Ozempic een essentiële rol blijven spelen in de behandeling van diabetes. Hoewel het oorspronkelijk bekend stond om zijn effectiviteit bij gewichtsverlies, zal de focus verschuiven naar zijn vermogen om diabetes effectief te beheersen en complicaties te verminderen.
Als een glucagonachtige peptide-1 (GLP-1) receptoragonist heeft Ozempic al bewezen een krachtig middel te zijn bij het verlagen van de bloedsuikerspiegel en het stimuleren van insulineafgifte. Dit zal verder worden geoptimaliseerd met nieuwe onderzoeken en ontwikkelingen in de farmaceutische industrie.
Een van de meest opwindende vooruitzichten voor Ozempic in de toekomst is de verdere ontwikkeling van gepersonaliseerde behandelingsregimes. Met voortdurende vooruitgang in genetische screening en precisiegeneeskunde zullen artsen in staat zijn om het medicijn op maat te maken voor individuele patiënten, waardoor de effectiviteit wordt gemaximaliseerd en bijwerkingen worden geminimaliseerd.
Bovendien zal Ozempic een belangrijke rol spelen in het verminderen van de last van diabetescomplicaties, zoals neuropathie, nefropathie en retinopathie. Door het beheersen van de bloedsuikerspiegel en het verbeteren van de algehele gezondheid van patiënten, zal het medicijn helpen om het risico op deze ernstige complicaties te verminderen, waardoor de kwaliteit van leven van mensen met diabetes wordt verbeterd.
Verdere innovaties in medicatietechnologie zullen ook de toediening van Ozempic vergemakkelijken. Langwerkende injecteerbare formuleringen kunnen worden ontwikkeld, waardoor de behoefte aan frequente doseringen wordt verminderd en het gemak voor patiënten wordt vergroot.
Al met al zal de toekomst van Ozempic voornamelijk gericht zijn op het bieden van effectieve, gepersonaliseerde behandelingen voor diabetes, waarbij het medicijn een essentiële pijler blijft in de strijd tegen deze veelvoorkomende en vaak verwoestende ziekte.
Conclusie
Ozempic biedt een veelbelovende aanvulling op de behandeling van obesitas, maar moet worden aangepakt met een holistische benadering van gewichtsverlies en medische begeleiding. Ik gebruik zelf liever een goede afslankpil zoals PhenQ.
submitted by HealthJunk to GezondNederland [link] [comments]


2024.01.24 09:11 rxapotheek Veilig online codeïne 15 mg kopen: een gids voor verantwoorde medicatie-inkoop

In het huidige digitale tijdperk is gemak binnen handbereik, inclusief de mogelijkheid om koop Codeïne 15 mg online. Het is echter van cruciaal belang om prioriteit te geven aan veiligheid en legaliteit bij het overwegen van deze optie.
Codeïne is een krachtig medicijn dat vaak wordt voorgeschreven voor pijnverlichting, maar bij misbruik kan het verslavend zijn. Om een veilige online aankoop te garanderen, volgt u deze stappen:
Recept: Zorg altijd voor een geldig recept van een bevoegde zorgverlener. Vermijd websites die Codeïne aanbieden zonder deze vereiste.
Geverifieerde bronnen: Zoek naar gevestigde online apotheken met een goede reputatie. Zoek naar certificeringen en klantbeoordelingen om hun betrouwbaarheid te meten.
Veilige betaling: gebruik veilige betaalmethoden om uw financiële gegevens te beschermen. Vermijd websites die alleen niet-traceerbare betalingsopties accepteren.
Doseringsbewustzijn: Begrijp de juiste dosering en volg de aanbevelingen van uw arts. Overschrijd de voorgeschreven hoeveelheid niet.
Raadpleeg een professional: Als u ergens niet zeker van bent, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Door op verantwoorde wijze Codeïne 15 mg online te kopen, kunt u gemak en veiligheid combineren en ervoor zorgen dat u de juiste medicatie voor uw behoeften krijgt.
submitted by rxapotheek to u/rxapotheek [link] [comments]


2024.01.01 22:20 jsaggg Can I take Wellbutrin (Bupropion) with Codeine/Paracetamol?

29F, 5’11”/180cm, 150lbs/68kg
I have a bad cough and got prescribed codeine/paracetamol for it. I have been taking Wellbutrin XR 300mg every day in the morning for about a year. I forgot to ask my doctor if the two can be taken together and now it’s past their working hours but I can’t sleep due to the bad cough. Can I take it? I think it’s called co-codamol in the US. Mine is called co-dafalgan 1g as I got it in Europe.
submitted by jsaggg to AskDocs [link] [comments]


2023.11.17 17:05 __Wess Kan een privé elektriciteitskabel in gemeente grond, vergund worden?

Beste geleerde en redditors,

(Ik gok dat ik de goede flair heb gekozen; zo niet: verbeter me alsjeblieft)
Ik woon in een (koop)rijtjes huis in de gemeente Zwijndrecht en om een lang verhaal kort te maken:
Aan de achterkant heb ik een privé parkeerplaats, en de meterkast zit aan de voorzijde van mijn huis. Ik heb géén mogelijkheid om onder het huis door te gaan met een laadkabel voor mijn EV.
Kan ik bij de gemeente om een vergunning vragen om de stoep open te gooien een elektriciteitskabel te laten aanleggen, om het hele blok heen, zodat ik aan de achterzijde (VVE parkeerterrein), mijn eigen laad station kan aan laten leggen?
Het gaat om 22 meter gemeente trottoir wat eventueel open moet.
Er van uitgaande dat een specialist de kabel komt aansluiten en begraven én dat de VVE toestemming geeft om te graven in de grond van de VVE t.b.v. het plaatsen van een laadpaal.
Er zijn buren die dit ook wel zien zitten, en ook al elektrisch rijden. Dan zouden er wel wat meer tegels uit moeten, maar vol goede moed zou ik dit ook wel voor willen dragen.

Enkele feiten

Waarom we willen laden met eigen stroom op onze eigen parkeerplaats en niet gewoon pleiten voor een openbare laadpaal.

We hebben allemaal zonnepanelen, en we zouden die zonnepanelen dan willen gebruiken om te laden wanneer het zonnetje schijnt. In de aanvraag procedure voor een openbare laadpaal staat ook nog eens dat het om bestaande parkeervoorzieningen moet gaan. A.k.a. er worden geen parkeerplaatsen bij gemaakt voor de komst van een laadpaal. Ook geven ze aan dat het niet de parkeerdruk mag verhogen. We zijn met 19 huishoudens, hebben 22 parkeerplaatsen op de VVE en we hebben 10 parkeerplaatsen voor de deur. En het blok verderop heeft het nog erger en die parkeren dus ook bij ons. Parkeerdruk is dus al op en top.

Eventueel heb ik alternatieven die óók in strijd zijn met de regels van de gemeente.

Zo zijn er "laadkabel-goot-stoeptegels" om dus vanuit je voortuin op een openbare parkeerplaats te kunnen laden zonder struikel gevaar (wordt op de gemeente website met geen woord over gerept behalve dan dat kabels niet over het trottoir mogen liggen). Hier zou ik ook mee akkoord gaan, desnoods als proefkonijn. Wetende dat mensen zonder EV of met EV ook gewoon daar mogen parkeren en dat je dan pech heb. Verschillende gemeente hebben hier of draaien hier al proef mee, waaronder Dordrecht waar ze ook de gemeente Zwijndrecht bestuurd. Ik zou er ook voor openstaan om dan vervolgens die paal ook open te zetten voor vreemde. Wel tegen een normale vergoeding voor de stroom kosten. Maar dat is dan iets voor T.z.t.
En het minst favoriete alternatief is een "ChargeArm"®. Dit is super handig voor het laden van je EV en ook zeker prijzig, maar voor vandalen die net de kroeg uit kruipen ook een leuk klim toestel. Maar ook hier zou ik akkoord mee gaan. Een bewakingscamera stond toch al op de begroting.
Hoe zou ik dit het handigst aan kunnen pakken? Alvast bedankt
Ik ben niet opzoek naar alternatieven om mijn elektrische auto op te laden tenzij je écht een goed idee heb, maar ik zoek advies hoe ik mijn idee goedgekeurd krijg, en anders dan wel 1 van mijn alternatieven er doorheen krijg.
edit:
Onder het huis door is geen optie. Er mag van de gemeente niet dieper gegraven worden dan 80cm en het huis steekt dieper dan 80cm én er staat een boete op van €25.000,-.
Stap 1 is in ieder geval om met de gemeente in gesprek te gaan en ik heb daar al aardig wat handvatten voor gekregen. Bedankt daar voor.
submitted by __Wess to juridischadvies [link] [comments]


2023.11.15 14:51 wijnazijn Ozempic wordt verboden (zonder voorschrift), zwarte markt springt op het gat. Drugs legaliseren

https://www.bbc.com/news/health-67414203
Als we een product verbieden voor het generale publiek, dan wordt het product op de zwarte markt aangeboden.
Het product op de zwarte markt wordt niet gecontroleerd, de gebruiker weet niet wat de samenstelling van het gekochte product is, noch wat de uitwerking of bijwerkingen ervan zijn.
Zouden we hetzelfde kunnen zeggen van drugs, maar bovenstaande argument dan gebruiken om drugs wél te legaliseren?
submitted by wijnazijn to Belgium4 [link] [comments]


2023.11.10 15:32 M1rfortune Random posters op ons address bezorgt

Random posters op ons address bezorgt
Random posters van de DA bezorgt op ons address. Zeggen ze. Ja je moet maar vernietigen. Bruh
submitted by M1rfortune to dutch [link] [comments]


2023.10.10 19:05 Aurora3500 Ozempic Kopen in België: Alles Wat Je Moet Weten

Het kopen van Ozempic in België is een belangrijke stap voor mensen die lijden aan diabetes type 2. Ozempic, ook bekend als semaglutide, is een krachtige medicatie die de bloedsuikerspiegel reguleert en helpt bij het bevorderen van gewichtsverlies. Het is een glucagon-achtig peptide-1 (GLP-1) receptoragonist en wordt gebruikt in combinatie met dieet en lichaamsbeweging om de bloedsuikerspiegel te beheersen.
In Ozempic Kopen in België er verschillende apotheken en online platforms waar patiënten Ozempic kunnen kopen, maar het is essentieel om dit onder toezicht van een erkende zorgverlener te doen. Een arts kan de juiste dosering voorschrijven op basis van de individuele gezondheidstoestand en behoeften van de patiënt.
Het is belangrijk voor patiënten om zich bewust te zijn van de mogelijke bijwerkingen en interacties met andere medicijnen voordat ze Ozempic gebruiken. Regelmatige controle door een arts kan helpen bij het bewaken van de voortgang en het aanpassen van de dosering indien nodig.
Daarnaast kunnen patiënten in België profiteren van de uitgebreide ondersteuningssystemen die beschikbaar zijn voor mensen met diabetes. Dit omvat educatieve programma's, dieetadvies en ondersteuning van medische professionals. Het is belangrijk om deze bronnen te benutten om een gezonde levensstijl te bevorderen naast het gebruik van Ozempic, wat kan leiden tot een verbeterde kwaliteit van leven voor mensen met diabetes in België.

Ozempic: Een Effectieve Behandeling voor Diabetes Type 2

Ozempic, een baanbrekende medicatie, heeft zich gevestigd als een effectieve behandeling voor diabetes type 2, waardoor het leven van miljoenen mensen wereldwijd aanzienlijk verbetert wordt. Deze GLP-1 receptoragonist, gebaseerd op het actieve ingrediënt semaglutide, speelt een cruciale rol in het reguleren van de bloedsuikerspiegel en helpt bij het bevorderen van gewichtsverlies.
Wat Ozempic onderscheidt, is zijn vermogen om de insulineproductie te stimuleren en de opname van suiker in het bloed te vertragen. Hierdoor ervaren patiënten stabielere bloedsuikerspiegels, wat essentieel is om complicaties zoals hartziekten, nierproblemen en zenuwschade te voorkomen. Bovendien heeft Ozempic het extra voordeel van het verminderen van eetlust en het bevorderen van gewichtsverlies, wat vaak een uitdaging is voor mensen met diabetes type 2.
Een ander voordeel van Ozempic is het gemak van toediening. Het wordt eenmaal per week toegediend via een injectie, wat het therapietrouw verbetert en het dagelijks beheer van de ziekte vergemakkelijkt.
Het succes van Ozempic als behandeling voor diabetes type 2 wordt versterkt door uitgebreid klinisch onderzoek en positieve ervaringen van patiënten wereldwijd. Het stelt individuen in staat om actief deel te nemen aan hun diabetesmanagement, hen hoop te bieden voor een gezonder en langer leven. Het is echter van vitaal belang dat patiënten altijd medisch advies inwinnen en de medicatie gebruiken zoals voorgeschreven, als onderdeel van een algehele gezonde levensstijl en regelmatige medische controles. Ozempic vertegenwoordigt een nieuwe horizon in de behandeling van diabetes type 2, waarbij het leven van patiënten opmerkelijk wordt verbeterd en hun welzijn centraal staat.

Stappen om Ozempic Veilig en Betrouwbaar te Kopen in België

Het veilig en betrouwbaar kopen van Ozempic in België vereist zorgvuldige stappen en aandacht voor details. Ten eerste is het van vitaal belang om een gekwalificeerde medische professional te raadplegen voordat je Ozempic gebruikt. Alleen een arts kan de juiste dosering bepalen op basis van je specifieke gezondheidstoestand en behoeften. Volg altijd strikt het voorschrift van je arts en wijzig de dosering niet zonder overleg.
In België zijn er erkende apotheken en online platforms die Ozempic aanbieden. Het is essentieel om te kopen bij gerenommeerde apotheken of betrouwbare online bronnen om de authenticiteit en veiligheid van het medicijn te waarborgen. Zorg ervoor dat je Ozempic koopt van geregistreerde apotheken en officiële medische leveranciers.
Daarnaast is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de mogelijke bijwerkingen en voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van Ozempic. Lees de bijsluiter grondig door en bespreek eventuele zorgen met je arts. Wees alert op mogelijke interacties met andere medicijnen die je gebruikt.
Houd ook rekening met de opslag en het beheer van Ozempic. Bewaar het medicijn volgens de instructies van de fabrikant om de effectiviteit te behouden. Als je online koopt, zorg dan dat de website een veilige betaalomgeving heeft en persoonlijke gegevens veilig worden verwerkt.
Door deze stappen zorgvuldig te volgen, kun je Ozempic veilig en betrouwbaar kopen in België, terwijl je de noodzakelijke zorg en aandacht aan je gezondheid besteedt.

Bijwerkingen en Voorzorgsmaatregelen: Wat Je Moet Weten

Bij het gebruik van medicatie zoals Ozempic is het cruciaal om op de hoogte te zijn van mogelijke bijwerkingen en de juiste voorzorgsmaatregelen te treffen. Hoewel Ozempic een effectieve behandeling is voor diabetes type 2, kunnen sommige patiënten bijwerkingen ervaren. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn milde misselijkheid, braken, diarree of een verminderde eetlust. Het is essentieel om deze bijwerkingen te melden aan een zorgverlener, zelfs als ze mild lijken, omdat ze kunnen wijzen op de noodzaak van een aanpassing in de dosering of het behandelplan.
Daarnaast is het van groot belang om voorzorgsmaatregelen te nemen bij het gebruik van Ozempic. Patiënten met een voorgeschiedenis van pancreatitis moeten voorzichtig zijn, omdat Ozempic het risico op het ontwikkelen van deze aandoening kan verhogen. Ook mensen met een voorgeschiedenis van schildklierkanker moeten extra voorzichtig zijn en hun arts op de hoogte stellen van hun medische geschiedenis.
Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, moeten ook speciale aandacht besteden, omdat de effecten van Ozempic op de foetus of de pasgeborene niet volledig bekend zijn.
Het is van het grootste belang om alle andere medicijnen en supplementen die je gebruikt met je arts te bespreken voordat je Ozempic begint te gebruiken, om mogelijke interacties te voorkomen. Regelmatige monitoring door een medische professional is noodzakelijk om eventuele bijwerkingen te herkennen en het behandelplan indien nodig aan te passen. Door deze voorzorgsmaatregelen te nemen en open communicatie te behouden met je zorgverlener, kun je Ozempic veilig en effectief gebruiken als onderdeel van je diabetesmanagementplan.

Ondersteuning en Levensstijlveranderingen: De Sleutel tot Succesvol Diabetesmanagement

Ondersteuning en levensstijlveranderingen vormen de hoeksteen van een succesvol diabetesmanagement, vooral voor mensen die medicatie zoals Ozempic gebruiken. Naast medische behandelingen spelen educatie, emotionele steun en positieve veranderingen in levensstijl een cruciale rol bij het beheersen van diabetes type 2.
Educatie speelt een sleutelrol in het empoweren van patiënten. Mensen met diabetes moeten begrijpen hoe hun lichaam reageert op voedsel, lichaamsbeweging en medicijnen zoals Ozempic. Het begrijpen van bloedsuikerwaarden, het belang van gezonde voeding en het juiste gebruik van medicatie helpt patiënten om bewuste keuzes te maken voor hun gezondheid.
Emotionele steun van familie, vrienden en supportgroepen kan niet worden onderschat. Het hebben van een sterk sociaal netwerk biedt een emotionele uitlaatklep en motiveert patiënten om hun diabetesmanagement serieus te nemen. Het delen van ervaringen en het ontvangen van aanmoediging van anderen in vergelijkbare situaties kan enorm bijdragen aan het versterken van de geestelijke veerkracht.
Belangrijk zijn ook positieve levensstijlveranderingen, zoals regelmatige lichaamsbeweging en een uitgebalanceerd dieet. Fysieke activiteit helpt niet alleen bij het beheersen van het gewicht, maar ook bij het verbeteren van de insulinegevoeligheid. Een gezond dieet dat rijk is aan vezels, volle granen, magere eiwitten en groenten, en arm aan bewerkte suikers en verzadigde vetten, draagt bij aan stabiele bloedsuikerspiegels.
Door deze holistische benadering te omarmen, kunnen mensen met diabetes type 2 niet alleen hun symptomen beheersen, maar ook hun algehele kwaliteit van leven verbeteren. Het is een reis die geduld, toewijding en de juiste ondersteuning vereist, en het bewijst dat diabetesmanagement niet alleen een medische uitdaging is, maar ook een emotionele en levensstijluitdaging waarbij een holistische aanpak de sleutel tot succes is.
submitted by Aurora3500 to u/Aurora3500 [link] [comments]


2023.06.13 08:46 Paul-Belgium Geen bril meer zonder voorschrift vanaf 2024: opticiens ongerust over nieuwe regels rond oogzorg

Geen bril meer zonder voorschrift vanaf 2024: opticiens ongerust over nieuwe regels rond oogzorg submitted by Paul-Belgium to Belgium2 [link] [comments]


2022.12.12 22:21 autumnsbeing I have an appointment with a gastroenterologist tomorrow. I’m prepared and I’m not going to be gaslit (again) and just told to live with it.

I have an appointment with a gastroenterologist tomorrow. I’m prepared and I’m not going to be gaslit (again) and just told to live with it. submitted by autumnsbeing to ibs [link] [comments]


2022.06.25 13:02 Marty676 Een dag in het leven van een fils-a-papa (repost)

Een dag in het leven van een fils-a-papa (aka je weet wie je bent!)
Gisteren las ik een aantal "dag in het leven van" posts. Dit leek een toffe nieuwe trend gezet door u/Turbulent_Estimate_3. Zelf vind ik dat mensen nogal gemakkelijk doen over mijn leven als fils-a-papa. Daarom dacht ik dat het tof zou zijn om mijn doorsnee dag ook eens te delen.
09u15 Mijn alarm gaat af. Het is maandag. Ik word wakker in mijn absurd klein kot, maar dat was een bewuste keuze omdat ik graag de penthouse had met dakraam. Het was een lastig weekend, jetskiën aan de Cote d'Azur. Ik wandel naar de badkamer, en roep ondertussen in de gang naar Jean-Jacques dat ik over 15 minuten wil ontbijten.
09u30 Klaar met douchen, ondertussen ligt mijn outfit en wat verse handdoeken voor de dag klaar op mijn bed. Mijn bermuda broek van Tommy Hilfiger is toch eens aan vervangen toe. Een vriendin, de dochter van een minister, had gisteren gezegd dat T.H. niet meer in de mode zou zijn dit jaar. In de keuken vraagt Jean-Jacques of ik een tas koffie wil nadat hij me een goede ochtend wenst. Ik antwoord enkel "Ja" terug zonder hem aan te kijken. Ondanks dat hij de beste koffie maakt, mag ik duidelijk niet laten blijken dat ik dit apprecieer. Naast mijn koffie, geeft hij me er een dafalgan bij. De blonde die ik mee naar huis pakte gisterenavond zit ook aan de ontbijttafel. Ik doe een teken naar Jean-Jacques dat hij ze zo snel mogelijk moet buiten zetten.
10u30 Ik sta in mijn garage en twijfel nog even of ik de oldtimer, Jeep of de Taycan pak. Ik belis uiteindelijk voor de Jeep. Die parkeert gemakkelijker op een berm aan de universiteit.
11u00 Ik kom toe aan de universiteit. Ik wil doktor worden dus moet ik me af en toe eens laten zien. Ik had vrijdag een examen voor een of ander medisch vak. Ondanks dat ik de examenvragen en antwoorden had gekocht, ben ik toch niet zeker of het echt goed gelukt was. Dus voor de zekerheid, passeer ik nog even bij de decaan. De secretaresse zie ik nog even twijfelen om me aan te spreken om te wachten. Maar ik ben haar te snel af en gooi de deur van de decaan open en loop binnen. De studente die gisteren geroofied werd door mijn vriend, zit wenend bij de decaan. Wat een preut, ze vroeg er zelf achter. Ik negeer haar, en zeg aan de decaan dat ik verwacht een 18/20 te hebben voor het examen. Of ik zal mijn vader toch eens moeten aanspreken. Ik vermeld voor de zekerheid nog even mijn achternaam.
11u30 Ik kom toe op het kot van een vriend. We maken plannen om dit weekend naar Saint-Tropez te gaan met de helicopter van zijn papa.
11u45 We worden uitgenodigd door enkele vrienden om te gaan lunchen in Antwerpen. We zullen ons moeten haasten, dus beslissen we over de pechstrook te rijden tot in Antwerpen. Aan de overkant van het restaurant zit een bedelaar op de grond. Een van mijn vrienden gaat dat gespuis snel nog wat schop verkopen voor de sport. Ik lach en doe wat mee, want de jacht van zijn papa is groter dan die van mij. Het is de schuld van de bedelaar zelf dat hij niet in een rijke familie geboren is. Ik voel me een beetje lullig, maar schud het snel van me af als ik denk aan de carpaccio die ik dadelijk zal eten.
17u00 Een van mijn vrienden maakt de opmerkingen dat het al avond is, hij wil vanavond uitgaan en wil er nu aan beginnen. Dus besteld hij alvast een flesje champagne voor de tafel.
23u00 Ik krijg even een moment van helderheid tussen de champagne en cocaine door. En stuur naar de pleb u/Marty676 dat ik hem €50 geef om mijn "dag in het leven van" post te schrijven.
04u69 De politie is binnengevallen. Ik laat mijn achternaam vallen, en verzoek de agent om mij terug naar mijn kot te brengen.
11u45 Ik voel me niet zo goed. Ik beslis om niet naar de univesiteit te gaan, en wat te gaan uitrusten op Ibizza.
submitted by Marty676 to Belgium2 [link] [comments]


2021.08.26 14:13 lucasthomas11 Codeine 15mg Kopen - Codeine 15mg Zonder Recept

Codeine 15mg Kopen - Codeine 15mg Zonder Recept submitted by lucasthomas11 to u/lucasthomas11 [link] [comments]


2019.07.11 20:15 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen over onbeantwoorde vragen over artikel 68 van de grondwet, de inlichtingenplicht van de regering

Vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen (beiden CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën over onbeantwoorde vragen over nota bene artikel 68 van de grondwet, de inlichtingenplicht van de regering (ingezonden op 14 mei 2019).   Vraag 1   Herinnert u zich dat u op 2 mei, na meer dan 13 weken wachten, de Kamervragen beantwoordde over de reikwijdte van artikel 68 van de grondwet en dat u op 22 vragen slechts 5 antwoorden gaf?   Antwoord   Op 29 april heb ik mede namens de staatssecretaris van Financiën de antwoorden op de Kamervragen aan de Kamer gestuurd. Vanwege interdepartementale afstemming vergde het opstellen van de antwoorden enige tijd. Daarover bent u bij brief van 21 februari jl. geïnformeerd. Kamervragen worden wel vaker in clusters beantwoord. In dit geval zijn de vragen in vijf clusters beantwoord vanwege de samenhang tussen en de leesbaarheid van de antwoorden.   Vraag 2   Erkent u dat u een fors aantal vragen, zoals u bijvoorbeeld de vragen over staatgeheimen of de vragen over het bewust vertragen van WOB-verzoeken, het belang van de staat, in het geheel niet beantwoord is?   Antwoord   Alle vragen zijn zo goed mogelijk beantwoord.   Vraag 3   Wilt u onderstaande vragen dus een voor een – en echt een voor een - en uitgebreid beantwoorden?   Antwoord   De vragen worden hierna een voor een beantwoord.   Vraag 4   Hoe vaak gaat een Wob-verzoek over een onderwerp waarover door een of meerdere Kamerleden al specifiek is gevraagd in een debat of in Kamervragen?   Antwoord   Er wordt niet bijgehouden hoe vaak een Wob-verzoek een onderwerp betreft waarnaar door een of meerdere Kamerleden is gevraagd. Het beleid van het kabinet is dat de Kamer gelijktijdig wordt geïnformeerd over het Wob-besluit als de informatie die daardoor openbaar wordt, relevant wordt geacht voor de Kamer.   Vraag 5   Kunt u de sinds uw aantreden gemaakte afwegingen over het al dan niet actief informeren van de Kamer over de besluitvorming over Wob-verzoeken op de beleidsterreinen van u en van de minister van Financiën naar de Kamer sturen?   Antwoord   Er wordt niet bijgehouden wat de afwegingen zijn omtrent het al dan niet actief informeren van de Kamer over de afdoening van Wob-verzoeken. Elke bewindspersoon maakt van geval tot geval daarover een eigen afweging. Het feit dat een onderwerp de belangstelling heeft van de Kamer, blijkend uit bijvoorbeeld vragen daarover, zal daarin in ieder geval een rol spelen.   Vraag 6   Kunt u een overzicht geven, met betrekking tot alle ministeries, van de keren in de afgelopen vijf jaar dat de desbetreffende minister via een Wob-verzoek informatie openbaar maakte, waarom de Kamer eerder had gevraagd, maar die de Kamer toen niet (of niet volledig) gekregen had?   Antwoord   Zoals gezegd maakt elke bewindspersoon van geval tot geval een eigen afweging omtrent het al dan niet actief informeren van de Kamer over de afdoening van een Wob-verzoek. Zoals bij het antwoord op vraag 5 is aangegeven, zijn de gegevens voor het gevraagde overzicht niet beschikbaar. Wel is van belang op te merken dat de verschillen in de regimes van de Wob en de inlichtingenplicht leiden tot een andere wijze van informatieverstrekking. Naar aanleiding van een Wob-verzoek worden vaak tientallen en soms honderden documenten verstrekt. Daardoor kunnen er verschillen ontstaan in (de gedetailleerdheid van) de verstrekte informatie aan de Wob-verzoeker en de Kamer. Het is niet de bedoeling dat de Kamer pas wordt geïnformeerd over voor haar relevante informatie of details naar aanleiding van een Wob-verzoek, terwijl zij al eerder daarom heeft gevraagd. Het streven en de inzet van het kabinet is er daarom immer op gericht de Kamer zo snel mogelijk te informeren, wanneer zij vragen stelt over een bepaald onderwerp of wanneer (een lid van) het kabinet van mening is dat informatie relevant is voor de Kamer.   Vraag 7   Wilt u bij de vorige vraag in elk geval betrekken de volgende voorvallen, waarin, via de Wob, informatie naar boven kwam die de Kamer niet gekregen had: de business case over investeren in het toezicht van de Belastingdienst, die de toenmalige staatssecretaris Wiebes weigerde te sturen aan de Kamer; de non lethal assistance (NLA-steun) en andere steun aan Syrische ‘rebellen’; de naheffing van de EU, die destijds al lang bekend was bij de toenmalige minister Dijsselbloem; en zeker tien andere voorbeelden, die u bekend zijn?   Antwoord   Over de genoemde voorbeelden bent u destijds geïnformeerd door de betreffende bewindspersonen. Deze hebben daarbij elk hun eigen afwegingen gemaakt over het informeren van de Kamer. Mocht het dus onverhoopt zo zijn dat in een van de vele Wob-verzoeken die worden gedaan, voor de Kamer relevante zaken naar voren komen, dan is het uiteraard aan de betreffende bewindspersoon om de Kamer daarover te informeren. Zoals gezegd is het streven en de inzet van het kabinet er immer op gericht de Kamer zo snel mogelijk te informeren.   Vraag 8   Wat kan een parlement doen, indien de regering een jaar na een vraag informatie blijkt achter te houden?   Antwoord   Indien dit zou blijken, dan is het aan de Kamer of zij daaraan gevolgen wil verbinden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de eerdere kabinetsnota’s over artikel 68 Grondwet.   Vraag 9   Bij welke gelegenheden is de afgelopen vijf jaar informatie aan de Kamer geweigerd op grond van het belang van de staat en kunt u daarvan een uitputtende lijst geven?   Antwoord   Hier wordt geen overzicht van bijgehouden. Ik wil voorop stellen dat het kabinet hecht aan een transparante en open overheid. Zo wordt er door overheden en netwerkpartners uitvoering gegeven aan de actiepunten die zijn geformuleerd in het Nationaal Actieplan Open Overheid. Ook wijs ik erop dat Nederland hoog scoort op internationale metingen over Open Overheid. Zo staan we in de top 10 van de Transparency International Index. Het kabinet is dan ook van mening dat het inroepen van het belang van de staat een uitzondering behoort te zijn. Inlichtingen worden dan ook slechts sporadisch geweigerd met een beroep op het belang van de staat.   Vraag 10   Bij welke gelegenheden heeft het kabinet het besluit om een document niet te verschaffen achteraf getoetst (omdat het kabinet persisteerde bij niet-openbaarmaking)? Kunt u een lijst geven van die gelegenheden en de uitkomst van elk van de besluiten?   Antwoord   Een voornemen een beroep te doen op het belang van de staat dient vooraf te worden getoetst. Indien een bewindspersoon voornemens is daarop een beroep te doen, moet dit eerst worden besproken in de ministerraad. In welke gevallen dit gebeurt wordt niet bijgehouden.   Vraag 11   Hoe kan een Kamerlid controleren of iets ook echt staatsgeheim is, wanneer de bewindspersoon zegt dat het staatgeheim is?   Antwoord   Rubricering van informatie als staatsgeheim dient weloverwogen plaats te vinden, mede vanwege de daaraan verbonden gevolgen bij compromittering (vgl. artikel 98 e.v. WvSr). Voor de wijze waarop informatie wordt gerubriceerd zijn Rijksbrede voorschriften opgenomen in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013). Als een bewindspersoon zich erop beroept dat informatie als staatsgeheim is gerubriceerd, dan moet een Kamerlid erop kunnen vertrouwen dat dat ook zo is. Indien een Kamerlid het niet eens is met het oordeel van de bewindspersoon en de daarvoor gegeven argumentatie, lost zich dat uiteindelijk op in toepassing van de vertrouwensregel. Overigens komt dit vraagstuk periodiek op, zo ook in 2002. Toen heeft de voormalig Vice-President van de Raad van State uw Kamer geadviseerd naar aanleiding van een suggestie die was gedaan in de Kamerstukken, namelijk om een externe instantie te laten beslissen over een geschil tussen de Tweede Kamer en een bewindspersoon over de nakoming van de inlichtingenplicht. Naar aanleiding daarvan schreef ook de Vice-President: “In ons parlementaire stelsel is (…), als het gaat om de beoordeling van het optreden van bewindslieden, niet zijnde strafrechtelijke gedragingen, geen andere instantie dan de Kamer zelf competent. In een geschil tussen de Kamer en een bewindspersoon zijn er maar twee mogelijkheden: òf de Kamer laat zich door de bewindspersoon overtuigen, òf de bewindspersoon legt zich bij de wens van de Kamer neer. Dat geldt ook als een individueel lid van de Kamer of een Kamerminderheid ex artikel 68 van de Grondwet om inlichtingen verzoekt. Het is de essentie van de vertrouwensregel (…).” Voor een nadere toelichting wordt ook verwezen naar de eerdere kabinetsnota’s over dit onderwerp.   Vraag 12   Op welke wijze kan de Kamer inzage krijgen in staatsgeheimen?   Antwoord   Over het algemeen zal een bewindspersoon staatsgeheime informatie niet kunnen verstrekken en daarbij een beroep doen op het belang van de staat. Voor wat betreft het functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan staatsgeheime informatie aan de Commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CIVD) worden verstrekt. Hiertoe opent de Wiv 2017 expliciet de mogelijkheid. Verder constateer ik dat in uitzonderlijke gevallen onder voorwaarde van strikte geheimhouding aan Kamercommissies de mogelijkheid tot inzage is geboden in staatsgeheime informatie.   Vraag 13   Op welke wijze kan de Kamer vragen stellen over staatsgeheimen?   Antwoord   Het staat de Kamer vrij om daarover vragen te stellen. Het is aan de Kamer om te bepalen op welke wijze zij dit doet.   Vraag 14   Hoeveel documenten die staatsgeheim verklaard zijn, zijn vervolgens in de afgelopen vier jaar gedeclassificeerd naar niet-staatsgeheim? Kunt u een overzicht van die documenten aan de Kamer doen toekomen?   Antwoord   Er is geen informatie bekend over het aantal documenten dat de laatste vier jaar is gedeclassificeerd van staatsgeheim naar niet-staatsgeheim. Rubriceringen worden verbonden aan een maximum tijdsverloop of aan een bepaalde gebeurtenis. Na die periode of na die gebeurtenis wordt opnieuw gewogen of herziening, dan wel beëindiging van de rubricering, aan de orde is. Dit hoeft alleen niet wanneer de rubricering betrekking heeft op bijzondere informatie die krachtens een internationaal verdrag of overeenkomst is verkregen of als het gaat om staatsgeheimen die door de wet als zodanig zijn aangewezen. Tevens kan worden vermeld dat bij overbrenging van bijzondere informatie naar het nationaal archief, de rubricering vervalt tenzij de zorgdrager, na advies van de algemene rijksarchivaris, bepaalt dat deze gehandhaafd dan wel herzien moet worden.   Vraag 15   Hoe vaak krijgen journalisten een besluit op Wob-verzoeken van ministeries binnen de normale wettelijke termijn (in percentage van alle Wob-verzoeken van journalisten)?   Antwoord   Over de snelheid van afhandeling van Wob-verzoeken van journalisten zijn geen gegevens bekend. Overigens wordt een substantieel deel van de vragen om informatie van journalisten zeer snel afgehandeld zonder dat deze als formeel Wob-verzoek in behandeling wordt genomen.   Vraag 16   Worden Wob-verzoeken wel eens bewust vertraagd door ministeries?   Antwoord   De Wob stelt termijnen voor het afhandelen van een verzoek. Het beleid is dat verzoeken zo snel mogelijk worden afgehandeld.   Vraag 17   Kunt u voorbeelden geven van Wob-verzoeken, die bewust vertraagd zijn door de regering?   Antwoord   Nee. De beantwoordingstermijn van een concreet Wob-verzoek is afhankelijk van de bestuurlijke aangelegenheid in kwestie, de reikwijdte van het verzoek, de omvang van de hoeveelheid informatie en de mogelijkheden dergelijke informatie snel te verwerken.   Vraag 18   Heeft een enkel Kamerlid gewoon recht op alle documenten die een normale burger via de Wob kan vragen? Indien het antwoord niet eenduidig ja luidt, wilt u dan precies aangeven in welke gevallen het   Kamerlid dat recht niet heeft?   Antwoord   De inlichtingenplicht is een verplichting die geldt in de constitutionele en politieke verhouding tussen regering en Staten-Generaal. De Wob is niet op die verhouding van toepassing, maar geldt tussen bestuursorganen en burgers. In algemene zin geldt dat de inlichtingenplicht aan de Kamer verder reikt dan informatie die op grond van de Wob wordt verstrekt. Informatie die aan burgers kan worden verstrekt kan uiteraard niet aan de Kamer worden onthouden op grond van artikel 68 Grondwet. Het belang van een goed geïnformeerd Kamerlid is immers van een andere orde dan het belang van de openbaarheid van bestuur jegens de burger. Het recht op inlichtingen van de Kamer is in een aantal opzichten ook breder dan het recht op openbaarheid onder de Wob. Een Minister kan op verzoek van de Kamer en voor zover redelijkerwijs mogelijk, nieuwe informatie op tafel krijgen en deze informatie met de Kamer delen. De Wob kent deze mogelijkheid niet. De Wob heeft immers betrekking op in bestaande documenten neergelegde informatie. Wob-verzoeken worden afgewezen als het bestuursorgaan geen documenten heeft waarin de gevraagde informatie is opgenomen. Het inlichtingenrecht kan ook op wijzen worden geëffectueerd die niet in de Wob zijn geregeld, zoals mondelinge informatieverstrekking in een besloten vergadering, beantwoording van schriftelijke vragen, technische briefings door ambtenaren of vertrouwelijke inzage van documenten. Dit kan allemaal niet in het kader van de Wob.   Vraag 19   Wilt u deze vragen binnen 3 weken beantwoorden, wat hier een royale termijn is, aangezien de vragen al in januari zijn ingediend?   Antwoord   Deze termijn is niet gehaald omdat ik mij heb bezonnen op een reactie. Zie hiervoor de aanbiedingsbrief.   Verzoeken van de commissie Financiën de voorgelegde vragen alsnog afzonderlijk te beantwoorden (ingezonden op 23 mei en 5 juli 2019; kenmerk: 2019D21525 en 2019Z10457/2019D30064). Vragen 1 t/m 8 zijn hieronder afzonderlijk beantwoord. Vraag 4 t/m 18 van de leden Omtzigt en Van der Molen komen overeen met vraag 9 t/m 23 van de eerder voorgelegde vragen. Voor de afzonderlijke beantwoording van die vragen wordt verwezen naar de voorgaande antwoorden.   Vraag 1   Hoeveel verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken) zijn er in de afgelopen vijf jaar gedaan bij de Rijksoverheid?   Antwoord   Hieronder zijn de per kerndepartement bekende gegevens weergegeven over de ingediende Wob-verzoeken in de afgelopen jaren. De cijfers geven de Wob-verzoeken weer die zijn gedaan bij de kerndepartementen en zijn – met uitzondering van de ministeries van SZW en VWS – dus exclusief de Wob-verzoeken die zijn ingediend bij uitvoeringsorganisaties en agentschappen. Bijzonderheden zijn in de voetnoten aangegeven. Gegevens over Wob-verzoeken worden ook aan de Kamer aangeboden in het overzicht burgercorrespondentie bij de begrotingsstukken of Jaarrapportages ‘Maatschappelijke en Juridische Correspondentie’. In totaal zijn de laatste vijf jaar 6669 Wob-verzoeken gedaan bij de kerndepartementen.   Ministerie   2014   2015   2016   2017   2018   Tot.   Algemene Zaken   50   93   60   31   51   285   Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties   62   66   55   64   83   330   Buitenlandse Zaken   86   120   109   83   101   499   Defensie   133   151   175   130   133   722   Economische Zaken & Klimaat   117   100   100   100   95   512   Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit

 

 

 

 

  42   42   Financiën   131   144   132   164   149   720   Infrastructuur & Waterstaat   76   85   82   62   73   378   Justitie en Veiligheid   28   33   24   178   162   425   Onderwijs, Cultuur & Wetenschap   228   161   109   90   92   680   Sociale Zaken & Werkgelegenheid   240   260   216   217   259   1192   Volksgezondheid, Welzijn & Sport   185   192   197   173   137   884   Totaal   1336   1405   1259   1292   1377   6669   Vraag 2   Hoeveel van deze Wob-verzoeken zijn er afgewezen?   Antwoord   Van het aantal integrale afwijzingen wordt op de departementen geen overzicht bijgehouden. De inschatting is dat het aantal integrale afwijzingen slechts een fractie van de besluiten betreft.   Vraag 3 Over hoeveel Wob-verzoeken is de Kamer in de afgelopen vijf jaar geïnformeerd?   Antwoord   Hierover worden geen gegevens bijgehouden.   Vraag 4   Is het standaardbeleid om de Kamer te informeren over de beantwoording van een Wob-verzoek?   Antwoord   De inlichtingenplicht jegens de Kamer wordt beschouwd als een van de hoekstenen van ons parlementaire stelsel. Zonder goede informatievoorziening door het kabinet kan de Kamer immers haar controlerende functie niet goed uitoefenen. Om die reden dient het parlementaire recht op inlichtingen een ruime invulling te krijgen. Het beleid van het kabinet is dat de bewindspersoon een afweging maakt of de Kamer actief geïnformeerd wordt over de openbaarmaking van documenten naar aanleiding van een Wob-verzoek. Als het informatie betreft die relevant wordt geacht voor de Kamer – bijvoorbeeld als het een onderwerp is dat eerder aan de orde was in een debat of Kamervragen - wordt de Kamer gelijktijdig met het versturen van een antwoord op het Wob-verzoek daarop geattendeerd. De bewindspersoon kan het daarbij aangewezen vinden de Kamer breder te informeren over bijvoorbeeld de context of relevante informatie die niet terug te vinden is in de documenten.   Vraag 5   Kunt u toezeggen dat de Kamer vanaf nu over elke beantwoording van een Wob-verzoek wordt geïnformeerd?   Antwoord   In het rapport van de stuurgroep die tussen 2007 en 2009 de parlementaire zelfreflectie van de Tweede Kamer begeleidde, is geconstateerd dat de Kamer heel veel informatie van de regering krijgt en door de regering met enige regelmaat zelfs overladen wordt met informatie. De Kamer informeren over elke beantwoording van een Wob-verzoek zou, gezien het aantal Wob-verzoeken dat jaarlijks wordt gedaan, tot gevolg hebben dat de Kamer zeer veel attenderingen en documenten zal ontvangen. Uit het antwoord op vraag 1 blijkt dat er jaarlijks bij de kerndepartementen meer dan zesduizend Wob-verzoeken worden gedaan, waarbij bij de beantwoording tientallen en soms honderden documenten worden verstrekt. Daarbij zullen de openbaar gemaakte documenten informatie bevatten waarover de Kamer al (op hoofdlijnen) beschikt, van een te hoog detailniveau zijn of niet in alle gevallen relevant zijn voor de Kamer. De Kamer wordt derhalve niet standaard geïnformeerd over de beantwoording van elk Wob-verzoek.   Vraag 6   Hoe vaak informeert het kabinet de Kamer (of een Kamercommissie) over de publicatie van een Wob-verzoek?   Antwoord   Hierover worden geen gegevens bijgehouden.   Vraag 7   Is het mogelijk om bij het publiceren van een Wob-verzoek de Kamer te attenderen op de publicatie?   Antwoord   Het beleid van het kabinet is dat de bewindspersoon een afweging maakt of de Kamer actief geïnformeerd wordt over de openbaarmaking van documenten naar aanleiding van een Wob-verzoek. Als het informatie betreft die relevant wordt geacht voor de Kamer – bijvoorbeeld als het een onderwerp is dat eerder aan de orde was in een debat of Kamervragen - wordt de Kamer gelijktijdig met het versturen van een antwoord op het Wob-verzoek daarop geattendeerd. Het beleid is tevens dat (deels) ingewilligde Wob-verzoeken openbaar worden gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl, met inbegrip van de documenten die (geheel of gedeeltelijk) openbaar worden. Daardoor is het – ook voor de Kamers – gemakkelijk om kennis te nemen van informatie die op basis van de Wob openbaar wordt gemaakt. Ook is het mogelijk geattendeerd te worden op publicaties van Wob-verzoeken door het instellen van een geautomatiseerde attendering op Rijksoverheid.nl.   Vraag 8   Is het mogelijk om bij het afwijzen van een Wob-verzoek de Kamer te attenderen op de afwijzing?   Antwoord   Het beleid is dat (deels) ingewilligde Wob-verzoeken openbaar worden gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl, met inbegrip van de documenten die (geheel of gedeeltelijk) openbaar worden. Reden daarvoor is dat dan ook anderen dan de Wob-verzoekers gemakkelijk kennis kunnen nemen van informatie die op basis van de Wob openbaar wordt gemaakt. Alhoewel ik niet uitsluit dat een besluit om een Wob-verzoek integraal af te wijzen openbaar gemaakt wordt, sluit openbaarmaking van zo’n afwijzingsbesluit niet aan bij deze gedachte achter het openbaarmakingsregime.
  Datum: 11 juli 2019   Nr: 2019D30847   Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties   Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2019.07.02 16:45 kamerstukken-bot Amendement van bijzondere gedelegeerde Thijsen c.s. 35099-(R2114)-15 over bindende geschilbeslechting bij de Afdeling bestuursrechtspraak

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:   I   De paragrafen 1 tot en met 4 worden vervangen door drie paragrafen, luidende:   § 1. Algemene bepalingen   Artikel 1 Beroepsrecht   Tegen een oordeel van de raad van ministers van het Koninkrijk als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, eerste volzin, van het Statuut voor het Koninkrijk kan de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.   Artikel 2 Omvang van het geschil   1. Het beroep kan worden ingesteld op de grond dat het oordeel van de raad van ministers van het Koninkrijk in strijd is met het bepaalde bij of krachtens het Statuut.   2. Geen beroep kan worden ingesteld indien het oordeel betrekking heeft op:   a. een beslissing of voorgenomen beslissing waarvoor bij rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur in een bijzondere procedure voor de beslechting van geschillen is voorzien;   b. een voorstel van rijkswet of een ontwerp van algemene maatregel van rijksbestuur; of   c. een beslissing of voorgenomen beslissing die op grond van een bijzondere regeling aan de Raad van State van het Koninkrijk of aan de Afdeling advisering daarvan wordt voorgelegd.   § 2. Processuele bepalingen   Artikel 3 Procesrecht   1. Op het beroep zijn de volgende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing:   a. de artikelen 6:5, 6:6, 6:7, 6:9, 6:10, 6:11, 6:14 tot en met 6:17, 6:21 en 6:22;   b. de artikelen 8:10a, eerste lid, 8:12, 8:12a en 8:14;   c. afdeling 8.1.4;   d. de artikelen 8:24, 8:25, 8:27, 8:28, 8:29, 8:30, 8:31 en 8:32a;   e. afdeling 8.1.6;   f. de artikelen 8:36e, 8:37, 8:38, tweede lid, en 8:39;   g. de artikelen 8:41a, 8:42, 8:43, 8:44, 8:45, eerste en tweede lid, 8:46, 8:47, 8:49, 8:50 en 8:51;   h. de afdelingen 8.2.3 en 8.2.4;   i. de artikelen 8:56, 8:57, eerste en derde lid, 8:58, 8:59, 8:60, 8:61 tot en met 8:72, 8:75, eerste lid, 8:75a, 8:76, 8:77, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, en derde lid, 8:78, 8:79, eerste en tweede lid, en 8:80;   j. de artikelen 8:81, eerste, tweede en vierde lid, 8:83, eerste, derde en vierde lid, 8:84, 8:85, 8:86 en 8:87, eerste lid en tweede lid, eerste volzin;   k. artikel 8:119, eerste en tweede lid.   2. Voor de overeenkomstige toepassing van de in het eerste lid genoemde bepalingen wordt het oordeel van de raad van ministers van het Koninkrijk gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.   Artikel 4 Beroepschrift   1. Het beroepschrift wordt ondertekend door of namens Onze Minister-President van het betrokken land.   2. De termijn voor het indienen van een beroepschrift vangt aan met ingang van de dag na die waarop de raad van ministers van het Koninkrijk het oordeel heeft vastgesteld.   Artikel 5 Vertegenwoordiging   1. Het betrokken land wordt in het geding vertegenwoordigd door Onze Minister-President van dat land.   2. De raad van ministers van het Koninkrijk wordt in het geding vertegenwoordigd door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.   Artikel 6 Inlichtingenplicht   De in de artikelen 8:28 en 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen rusten tevens op de Gouverneur als koninkrijksorgaan, de landsorganen en de onder hen ressorterende diensten en ambtenaren.   Artikel 7 Voeging   De Afdeling bestuursrechtspraak kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op diens eigen verzoek, een ander land dat belang heeft bij het geschil in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.   Artikel 8 Ex nunc toetsing en uitspraak   1. De Afdeling bestuursrechtspraak houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met alle relevante feiten en omstandigheden, die zich na het instellen van het beroep hebben voorgedaan.   2. Indien de uitspraak strekt tot gegrondverklaring van het beroep, wordt in de uitspraak vermeld welke rechtsregel geschonden wordt geoordeeld.   Artikel 9 Openbaarmaking nieuw oordeel Rijksministerraad   1. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak overeenkomstige toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, draagt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorg voor de openbaarmaking in de Staatscourant van het nieuwe oordeel van de raad van ministers van het Koninkrijk.   2. Openbaarmaking blijft achterwege in de gevallen, bedoeld in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.   § 3. Staatsraden i.b.d. voor koninkrijksgeschillen   Artikel 9a Benoeming staatsraden i.b.d. voor Koninkrijksgeschillen   1. Ten behoeve van de behandeling van beroepen ingevolge deze rijkswet worden drie leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op voorstel van het Gemeenschappelijk Hof tot staatsraad in buitengewone dienst in de Afdeling bestuursrechtspraak benoemd.   2. In afwijking van artikel 10, derde lid, van de Wet op de Raad van State, zijn de artikelen 2, derde lid, en 8, derde lid, tweede tot en met vijfde volzin, van die wet niet van overeenkomstige toepassing.   3. De benoeming van een lid als bedoeld in het eerste lid, vervalt in geval van beëindiging van het lidmaatschap van het Gemeenschappelijk Hof.   Artikel 9b Samenstelling meervoudige kamer voor Koninkrijksgeschillen   Een meervoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak ten behoeve van de behandeling van beroepen ingevolge deze rijkswet wordt samengesteld uit één lid als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, en twee andere leden van de Afdeling bestuursrechtspraak.   II   Paragraaf 5 wordt vernummerd tot paragraaf 4.   III   Artikel 10a vervalt.   Toelichting   Algemeen   De mogelijkheid die artikel 12a van het Statuut aanvankelijk in het leven riep om bij rijkswet een regeling te treffen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen, is door het amendement van bijzondere gedelegeerden Wever en Thijsen (Kamerstukken II 2009/10, 32 213 (R1903), nr. 17) omgevormd tot een dwingende plicht tot het treffen van een dergelijke voorziening. In de toelichting bij voornoemd amendement werd uitdrukkelijk gesteld dat, wil er sprake zijn van een adequate voorziening in de zin van artikel 12a van het Statuut, er een onafhankelijke voorziening tot beslechting van juridische geschillen ten aanzien van de interpretatie van de bepalingen van het Statuut tot stand gebracht moet worden. Dat het in het kader van artikel 12a uitdrukkelijk dient te gaan om beslechting van juridische geschillen door een onafhankelijke (rechtelijke) instantie is tevens bij de motie van bijzondere gedelegeerden Yrausquin en Herdé (Kamerstukken II 2009/10, 32 213 (R1903), nr. 14) door de Tweede Kamer aanvaard.   Gezien het bovenstaande dient de geschillenregeling aan drie principiële uitgangspunten te voldoen:   de bevoegdheid tot geschilbeslechting moet worden opgedragen aan een onafhankelijke (rechterlijke) instantie;   deze instantie moet zich kunnen buigen over juridische geschillen en met name de interpretatie van het Statuut en het Statuut-conform handelen van de Koninkrijksorganen; en   deze instantie moet een finaal oordeel geven over het constitutioneel (statutair) (juridisch) geschil.   De Raad van State van het Koninkrijk heeft op 11 november 2010 (W03.10.0370/II/K) advies verstrekt over het belang van een effectieve aanpak van zuivere bestuursgeschillen en hoe de bindende geschillenregeling kan worden vormgegeven.   In mei 2015 heeft ook het IPKO, voortbouwend op het overleg van januari 2015, vastgelegd dat de delegaties drie belangrijke uitgangspunten ten aanzien van de geschillenregeling aan de Koninkrijksconferentie van de regeringen ter overweging meegeven, te weten:   dat de Hoge Raad of een onafhankelijk gemeenschappelijk hof voor de geschillenbeslechting of een Hoog College van Staat belast zou worden met de geschillenbeslechting van het Koninkrijk;   dat deze geschillenbeslechting moet plaatsvinden middels een bindende uitspraak van dat orgaan; en   dat de geschillenbeslechting zich uitstrekt tot strikt juridische geschillen met betrekking tot statutaire bepalingen.   Op 8 oktober 2015 heeft Kamerlid Van Laar naar aanleiding hiervan in de Tweede Kamer een motie ingediend (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 IV, nr. 12) om voornoemde uitgangspunten van het IPKO mee te nemen in de verwezenlijking van een geschillenregeling. Deze motie is op 13 oktober 2015 door de Tweede Kamer aanvaard.   Het amendement verwerkt de voorgenoemde uitgangspunten van het IPKO in het wetsvoorstel. De uitwerking sluit zoveel mogelijk aan bij het Nederlandse bestuursprocesrecht en het wetsvoorstel. Zo wijzigt het amendement de reikwijdte van de geschillenregeling niet. Tevens is rekening gehouden met de voorlichting van de Raad van State van het Koninkrijk dd. 11 november 2010.   Artikelsgewijs   Artikel 1   Dit artikel wijst als voorwerp van geschil aan de eindbeslissing die de Rijksministerraad neemt na afloop van het voortgezette overleg, in artikel 12, vijfde lid, Statuut aangeduid als "oordeel" van de Rijksministerraad. Anders dus dan in het ingediende wetsvoorstel, waarin de geschilbeslechtingsprocedure zich afspeelt binnen de procedure van het voortgezet overleg (zie § 3.1 van de MvT), voordat de uitkomst van het voortgezet overleg overeenkomstig artikel 12, vijfde lid, Statuut via een “oordeel” van de Rijksministerraad definitief wordt vastgesteld (zie § 3.4 van de MvT). Dat kan worden opgekomen tegen de eindbeslissing van de Rijksministerraad is een logisch gevolg van de in dit amendement neergelegde keuze voor een bindend rechterlijk oordeel. Na een bindend rechterlijk oordeel is er immers geen ruimte meer voor de Rijksministerraad om een van dat rechterlijk oordeel afwijkende beslissing te nemen.   De verwijzing naar de eerste zin van artikel 12, vijfde lid, Statuut betekent dat er altijd eerst voortgezet overleg moet hebben plaatsgevonden voordat de Gevolmachtigde Minister beroep kan instellen bij de ABRvS. Als de Rijksministerraad een beslissing neemt zonder dat de Gevolmachtigde Minister binnen de daarvoor bepaalde termijn gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid tot het plegen van voortgezet overleg (de situatie, beschreven in de tweede zin van artikel 12, vijfde lid, Statuut), kan dus géén beroep worden ingesteld bij de ABRvS. Op dit punt kan men het voortgezet overleg dus in zekere zin vergelijken met de verplichte bezwaarschriftprocedure in de Algemene wet bestuursrecht (Awb): als er geen bezwaar wordt gemaakt bij het orgaan zelf, kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Ter voorkoming van mogelijk misverstand wordt nog opgemerkt dat artikel 7:1 Awb zelf, dat degene aan wie het recht is toegekend om beroep in te stellen bij de bestuursrechter, ertoe verplicht om eerst bij het betrokken bestuursorgaan bezwaar te maken, hier niet van toepassing is, aangezien de Algemene wet bestuursrecht als Nederlandse wet niet van toepassing is op handelingen van de Rijksministerraad.   Volgens de normale bestuursrechtelijke procedure bij de ABRvS geschiedt de aanhangigmaking van een geschil aldaar door middel van het instellen van beroep, dus het indienen van een beroepschrift. Hiervoor zijn in het in dit amendement voorgestelde artikel 3, eerste lid, de relevante bepalingen uit hoofdstuk 6 Awb van overeenkomstige toepassing verklaard. Het in dit amendement voorgestelde artikel 1 in combinatie met de via artikel 3, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van de Awb komt in de plaats van artikel 2 (Aanhangig maken) van het ingediende voorstel van rijkswet.   In dit amendement wordt de systematiek van het ingediende voorstel van rijkswet aangehouden die het initiatief voor het starten van de procedure legt bij de Gevolmachtigde Minister namens het betrokken land. Het ingediende voorstel van rijkswet regelde verder dat de Minister-President van het betrokken land namens zijn land de processtukken ondertekent en inbrengt. Ook deze systematiek is ongewijzigd gebleven. Daarom wordt in het voorgestelde artikel 4, eerste lid, bepaald dat namens de Minister-President van het betrokken land het beroepschrift ondertekent en wordt in het voorgestelde artikel 5, eerste lid, bepaald dat het betrokken land in het geding wordt vertegenwoordigd door de Minister-President van het betrokken land. Uiteraard kan deze zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. Dat vloeit voort uit het in artikel 3, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:24, eerste lid, Awb. Die gemachtigde kan bijvoorbeeld de Gevolmachtigde Minister zijn of een ambtenaar van het betrokken land.   Artikel 2   Het eerste lid legt vast dat het gaat om een zuiver juridisch geschil dat betrekking heeft op de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens het Statuut. Komt inhoudelijk overeen met het voorwerp van geschil zoals omschreven in artikel 1, eerste lid, aanhef van het ingediende voorstel van rijkswet.   Het tweede lid bevat dezelfde uitzonderingen als waren opgenomen in artikel 1, eerste lid, onder a, b en c, van het ingediende voorstel van rijkswet.   Artikel 3   Voor de procedure bij de ABRvS zijn de daarvoor in aanmerking komende procesrechtelijke bepalingen uit de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit is het procesrecht waarmee de ABRvS dagelijks werkt en dat geldt voor alle bestuursrechtelijke procedures, waaronder bestuursgeschillen. Artikel 3, eerste lid, komt in de plaats van artikel 3 van het ingediende voorstel van rijkswet, waarin de procedure uit de Wet op de Raad van State over zogeheten voorlichtingsverzoeken aan de Afdeling advisering van overeenkomstige toepassing was verklaard. Nu dit amendement kiest voor de ABRvS als geschilbeslechtende instantie, die, anders dan de Afdeling advisering, een bindende rechterlijke uitspraak doet, is de procedure van voorlichtingsverzoeken uit de Wet op de Raad van State niet toereikend en ligt het in de rede de relevante procesregels uit de Awb toe te passen.   Bepalingen uit de Awb die gelet op de aard van de onderhavige procedure relevantie missen of inhoudelijk al worden bestreken door andere regels in dit voorstel van rijkswet, zijn niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betreft bijvoorbeeld alle bepalingen over absolute en relatieve bevoegdheid van de bestuursrechter, behandeling door een enkelvoudige of grote kamer, elektronisch procederen, faillissement van partijen, medisch deskundigenonderzoek, beroep tegen bestuurlijke boetes, griffierecht, de bestuurlijke lus, beroep bij niet tijdig handelen, schadevergoeding en hoger beroep en bepalingen die gerelateerd zijn aan bezwaar of administratief beroep. Ingevolge het in het eerste lid van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 6:16 Awb heeft het instellen van beroep geen schorsende werking. Wel kan een land om opschorting van het oordeel vragen omdat de bepalingen over de voorlopige voorziening van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.   Het ingediende voorstel van rijkswet bevatte enkele specifieke procesrechtelijke bepalingen waarvoor de Awb al een regeling bevat. Die bepalingen keren in dit amendement dus niet terug, omdat dat nu wordt geregeld via artikel 3, eerste lid. Dit betreft de volgende onderwerpen:   - Inlichtingenplicht (artikel 4 van het ingediende voorstel van rijkswet): zie de toelichting bij het nieuw voorgestelde artikel 6.   - Procesgang (artikel 5 van het ingediende voorstel van rijkswet): de schriftelijke procesgang zoals was geregeld in artikel 5, eerste, tweede en derde lid, van het voorstel van rijkswet wordt bestreken door de regels over verweerschrift, repliek en dupliek in de artikelen 8:42 en 8:43 Awb. De gelegenheid tot mondelinge toelichting, zoals dat was geregeld in artikel 5, vierde lid, van het voorstel van rijkswet, wordt bestreken door de regels over persoonlijke verschijning (art. 8:44) en de zitting (art. 8:56 e.v. Awb).   - Eenmaal horen (artikel 7 van het ingediende voorstel van rijkswet): Voor rechterlijke procedures, die eindigen met een bindende rechterlijke uitspraak, behoeft niet te worden voorgeschreven dat niet nogmaals beroep kan worden ingesteld tegen hetzelfde oordeel. Gebeurt dit toch, dan zal het beroep kennelijk niet ontvankelijk worden verklaard, omdat met een rechterlijke uitspraak de zaak ten einde is, nog los van het feit dat als regel dan ook de beroepstermijn zal zijn verstreken.   - De beslissing over het geschil (artikel 8 van het ingediende voorstel van rijkswet): Cruciaal in dit amendement is dat de procedure bij de ABRvS eindigt met een bindende rechterlijke uitspraak, waaraan partijen zich dus hebben te houden. Dit is een essentieel verschil met artikel 8 van het voorstel van rijkswet waarin de Rijksministerraad het laatste woord heeft. Voor artikel 8 komen met name het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:70 in de plaats, dat voorziet in bindende uitspraken, en artikel 8:72 dat regelt wat de ABRvS kan doen als zij een beroep gegrond verklaart. Uiteraard is wel de in artikel 8 vastgelegde ex nunc toetsing gehandhaafd: zie het nieuwe artikel 8, eerste lid.   Tenslotte wordt nog opgemerkt dat ingevolge het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:69 Awb de ABRvS ook de mogelijkheid heeft om ambtshalve de rechtsgronden en de feiten aan te vullen.   Omdat een oordeel ex art. 12 lid 5 Statuut normaliter niet voldoet aan de definitie van "besluit" in de Awb, is in het tweede lid duidelijkheidshalve vastgelegd dat het oordeel als een "besluit" in de zin van de Awb wordt aangemerkt. Daarmee wordt buiten twijfel gesteld dat overal waar in de ingevolge het eerste lid van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van de Awb wordt gesproken over "besluit", het "oordeel" van de Rijksministerraad is bedoeld. Dat het door de ABRvS toe te passen procesrecht van hoofdstuk 8 Awb ook geschikt is voor de beslechting van geschillen over andere handelingen dan besluiten, blijkt overigens reeds uit het feit dat ook de Awb zelf diverse andere handelingen dan besluiten gelijkstelt met een besluit (zie art. 8:2 Awb).   Artikel 4   Het eerste lid is reeds toegelicht bij artikel 1.   De beroepstermijn is zes weken. Dit vloeit voort uit het in artikel 3, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde art. 6:7 Awb.Voor de aanvang van de beroepstermijn wordt in het hier voorgestelde tweede lid, een bijzondere regeling getroffen, omdat artikel 6:8 Awb daarop niet is toegeschreven. De beroepstermijn vangt aan op de dag na die waarop de Rijksministerraad het oordeel heeft vastgesteld. De dag waarop de Rijksministerraad het oordeel heeft vastgesteld, is de dag waarop de Rijksministerraad heeft vergaderd en blijkens de besluitenlijst het betreffende oordeel heeft vastgesteld.   Artikel 5   Partijen in het geschil zijn het betrokken Caribische land en de Rijksministerraad. De in dit artikel geregelde vertegenwoordiging van deze partijen sluit geheel aan bij de systematiek van het ingediende voorstel van rijkswet.   Het eerste lid is reeds toegelicht bij artikel 1.   Het ingediende voorstel van rijkswet regelde op diverse plaatsen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties namens de Rijksministerraad de processtukken ondertekent en inbrengt. Dit vloeit nu voort uit het voorgestelde tweede lid. Uiteraard kan de minister zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Dat vloeit voort uit het in het voorgestelde artikel 3, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:24, eerste lid, Awb.   Artikel 6   In de artikelen 8:28en 8:45, eerste lid, Awb (van overeenkomstige toepassing verklaard in het voorgestelde artikel 3, eerste lid) is al de verplichting geregeld voor partijen om aan de ABRvS desgevraagd schriftelijke inlichtingen te geven. Deze verplichting rust i.c. dus op het land (vertegenwoordigd door de Minister-President van het betrokken land) en de Rijksministerraad (vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).   Het eveneens van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:28, tweede lid, Awb, legt dezelfde verplichting op aan bestuursorganen, ook als zij geen partij zijn. Duidelijkheidshalve   wordt in het voorgestelde artikel 6 geregeld dat deze verplichting ook rust op de Gouverneur als koninkrijksorgaan, de landsorganen (waaronder ook moet worden begrepen de Gevolmachtigde Minister) en de onder hen ressorterende diensten en ambtenaren, zoals ook was geregeld in artikel 4 van het ingediende voorstel van rijkswet. Indien de ABRvS het noodzakelijk acht mondeling, dus ter zitting, inlichtingen van deze personen en instanties te verkrijgen, voorzien de van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen uit de Awb erin dat zij als getuige of deskundige kunnen worden gehoord.   Artikel 7   Het voorgestelde artikel 7 komt inhoudelijk overeen met artikel 6, eerste lid, zoals dat was op genomen in het ingediende voorstel van rijkswet. De terminologie is aangepast aan artikel 8:26, eerste lid, Awb, dat hetzelfde onderwerp regelt. De in het voorstel van rijkswet genoemde termijn van twee weken keert in dit amendement niet terug, omdat is aangesloten bij het procesrecht van de Awb, dat er in voorziet dat voeging mogelijk is tot de sluiting van het onderzoek ter zitting. Evenmin keert het oude artikel 6, tweede lid, terug, dat voorschreef dat het betrokken land een schriftelijke verklaring met zijn opvattingen over het geschil inbrengt in het geding. Hiervoor treden de in het voorgestelde artikel 3, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen uit de Awb in de plaats die reeds voorzien in stukkenwisseling, repliek, dupliek, enz.   Artikel 8   Het eerste lid legt de zogeheten volle ex nunc toetsing was, zoals die ook was opgenomen in artikel 8 van het ingediende voorstel van rijkswet. Uit het in dit amendement voorgestelde artikel 2, eerste lid, volgt dat de ABRvS moet beoordelen of het oordeel van de Rijksministerraad in strijd is het met bepaalde bij of krachtens het Statuut. Dit betreft dus een toetsing aan geschreven rechtsregels. Om die reden is in het voorgestelde artikel 3, eerste lid, niet artikel 8:77, tweede lid, Awb van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat daarin ook een toetsing aan ongeschreven rechtsregels en rechtsbeginselen is vervat. In plaats daarvan bevat het tweede lid van artikel 8 een hierop toegesneden bepaling.   Artikel 9   In het in het voorgestelde artikel 3, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:78 Awb is reeds vastgelegd dat de uitspraak van de ABRvS in het openbaar geschiedt. Verstrekking van afschriften van de uitspraak aan partijen en anderen is geregeld in het aldaar eveneens van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 8:79 Awb.   Bij gegrondverklaring van het beroep is het mogelijk dat de ABRvS met overeenkomstige toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb aan de Rijksministerraad opdraagt een nieuw oordeel in de zin van artikel 12, vijfde lid, Statuut vast te stellen. Op zoveel mogelijk overeenkomstige wijze als was geregeld in artikel 9, eerste lid, van het ingediende voorstel van rijkswet is in het nieuwe artikel 9, eerste lid, bepaald dat dat nieuwe oordeel ook openbaar moet worden gemaakt.   Het tweede lid is materieel gelijk aan het oude artikel 9, tweede lid, van het ingediende voorstel van rijkswet.   Artikel 9a   Het eerste lid bevat ten behoeve van de beslechting van koninkrijksgeschillen overeenkomstig deze rijkswet een aanvulling ten opzichte van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de Raad van State. Artikel 9a bevat namelijk een verplichting om in de ABRvS drie staatsraden in buitengewone dienst te benoemen voor de beslechting van koninkrijksgeschillen. Het betreft een benoeming voor het leven, omdat het een rechterlijke functie betreft. Dit volgt reeds uit artikel 10, derde lid, juncto artikel 8, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de Raad van State. Uit artikel 10, derde lid, juncto, artikel 8, derde lid, eerste volzin, van de Wet op de Raad van State volgt dat de benoeming geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming. In het eerste lid is vastgelegd dat er vanuit het Gemeenschappelijk Hof drie personen worden aangedragen voor de functie van staatsraad in buitengewone dienst. Dat moet ruim voldoende zijn, want een meervoudige kamer bestaat uit één van die drie staatsraden in buitengewone dienst aangevuld met twee andere leden van de Afdeling bestuursrechtspraak en het gaat naar verwachting om een zeer klein aantal geschillen. De voorstellen die door het Gemeenschappelijk Hof worden gedaan, zijn in juridische zin te kwalificeren als voorstellen ten behoeve van de voordracht door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming aan de Kroon. In die zin is de procedure te vergelijken met die van benoemingen bij het Gemeenschappelijk Hof, waarbij aan de voordracht eveneens een voorstel vooraf gaat (in dat geval van de ministers van de vier landen: zie art. 23, eerste lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie).   In het tweede lid worden enkele bepalingen uit de Wet op de Raad van State die niet zijn toegesneden op de hier geregelde benoemingsprocedure buiten toepassing verklaard.   In het derde lid wordt de duur van het lidmaatschap van de uit het Gemeenschappelijk Hof afkomstige leden gekoppeld aan de duur van hun lidmaatschap van dat college. Aangezien het ook daar om benoemingen voor het leven gaat, vormt deze beperking geen beletsel.   Artikel 9b   Omdat in het voorgestelde artikel 3, eerste lid, alleen het eerste lid van artikel 8:10a Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard (dus niet de overige leden van dat artikel en evenmin art. 8:10 Awb) zullen de in deze rijkswet bedoelde koninkrijksgeschillen bij de ABRvS altijd door een meervoudige kamer worden behandeld.   Artikel 9b schrijft dwingend voor hoe deze meervoudige kamer is samengesteld. Dat is dus een wettelijke inperking van de bevoegdheid die artikel 42 van de Wet op de Raad van State geeft aan de ABRvS zelf op voorstel van de voorzitter van de ABRvS. Deze inperking is noodzakelijk om te bewerkstelligen dat de meervoudige kamer altijd een bezetting kent waarbij ingevolge artikel 9a één persoon zitting heeft die op voordracht van het Gemeenschappelijke Hof tot staatsraad i.b.d. is benoemd. De overige twee leden van de meervoudige kamer zijn andere staatsraden uit de ABRvS. De ABRvS en de voorzitter van de ABRvS moeten dus bij de samenstelling van de meervoudige kamer het voorschrift van artikel 9b in acht nemen.   Thijsen   Diertens   Kuiken
  Datum: 2 juli 2019   Nr: 35099-(R2114)-15   Indiener: ...   Voor:    ...   Tegen:  ...   Besluit:  ...   Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2019.06.20 20:16 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van de leden Groothuizen, Kuiken, Krol, Buitenweg en Van Nispen over de mogelijke betrokkenheid van de Minister in de strafzaak tegen het lid Wilders

Vragen van de leden Groothuizen (D66), Van Nispen (SP), Kuiken (PvdA), Buitenweg (GroenLinks) en Krol (50PLUS) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de mogelijke betrokkenheid van de Minister in de strafzaak tegen het lid Wilders.   1   Kent u het artikel ‘Nieuwe losse eindjes in de zaak-Wilders’? 1)   Antwoord 1   Ja.   2.   Kunt u in een tijdlijn aangeven op welke momenten in de periode van 19 maart 2014 tot heden uw ambtsvoorganger, de heer Opstelten, en/of ambtenaren van uw ministerie (desnoods geanonimiseerd) op enigerlei wijze contact hebben gehad met het Openbaar Ministerie (OM) over de aangiften die tegen de heer Wilders zijn gedaan naar aanleiding van diens uitspraken op 19 maart 2014? Zo nee, waarom niet? Kunt u telkens aangeven wat de inhoud van die contacten was? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 2   Zoals ik in het antwoord op vraag 9 van de op 30 november beantwoorde Kamervragen (nr.2018Z20755) heb aangegeven, kan ik geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van mijn departement communiceren met medewerkers van het OM. Dat geldt evenzeer ten aanzien van mijn ambtsvoorgangers.   In de bijlage bij deze beantwoording treft u een tijdlijn met momenten van communicatie voor zover die mij op dit moment bekend zijn.   3.   Zijn er voorafgaand aan 19 maart 2014 uitlatingen gedaan door de heer Opstelten over de mogelijkheid de heer Wilders strafrechtelijk aan te pakken “omdat hij ons te veel voor de voeten loopt”, of woorden van soortgelijke strekking die als zodanig zouden kunnen zijn opgevat door hoge ambtenaren van uw ministerie of door het OM? Kunt u dit uitsluiten? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 3   Ik kan geen kennis dragen van al hetgeen mijn toenmalig ambtsvoorganger mogelijk ergens al dan niet in informele sfeer heeft uitgesproken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.   4.   Kunt u alle uitspraken van de heer Opstelten, gedaan in de media en gedaan in of naar de Kamer over de zaak Wilders, in bovengenoemde tijdlijn zetten? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 4   In de bijlage bij deze beantwoording treft u een tijdlijn met momenten van communicatie voor zover die mij op dit moment bekend zijn. De volledigheid daarvan kan ik u niet garanderen. Ik archiveer niet alle mediapublicaties en ben derhalve aangewezen op het nazoeken in openbare bronnen.   Voor hetgeen hierover schriftelijk en mondeling is gewisseld met Uw Kamer verwijs ik u naar de openbare verslaglegging en archivering daarvan door Uw Kamer.   5.   Wat bedoelde het OM met de stelling dat de heer Opstelten als getuige niet uit eigen wetenschap kon verklaren over de besluitvorming bij het OM (ECLI:NL:RBDHA:2016:3630)? Hoe verhoudt die stellingname zich tot het ambtsbericht van 10 september 2014 dat aan de heer Opstelten is toegezonden en tot de overleggen tussen de heer Opstelten en de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal (hierna: het College) op 2 april 2014 en 25 september 2014?   Antwoord 5   Zoals u bekend meng ik mij als minister van Justitie en Veiligheid niet in de behandeling van individuele strafzaken. Ik kan daarom ook niet ingaan op hetgeen het OM in het kader van een strafproces bij de strafrechter naar voren brengt. Dat geldt ook in deze zaak.   6.   Klopt het dat het College in de brief van 6 februari 2018 aan het Gerechtshof heeft geschreven dat er “geen overleg is gevoerd over het aangiftetraject”? Zo nee, wat staat er wel in die brief? Bent u bereid deze brief met de Kamer te delen. Zo nee, waarom niet?   Antwoord 6   Ik beschik niet over deze brief aangezien deze is gewisseld in het kader van het strafproces. Daarbij heb ik geen rol. Zie het antwoord op vraag 5.   7.   Indien het citaat uit vraag 6 klopt, hoe verhoudt dit zich dan tot uw antwoorden op vragen van het lid Wilders van 30 november 2018, waarin staat dat er op 2 april 2014 een overleg is geweest tussen de heer Opstelten en de voorzitter van het College, waarbij is gesproken over de aangiften tegen de heer Wilders? Hoe verhoudt bedoeld citaat zich tot het overleg van 25 september 2014?   Antwoord 7   Zie de antwoorden op de vragen 5 en 6.   8.   Wat was de reden voor het overleg op 25 september 2014, nu de vervolgingsbeslissing al op 10 september 2014 was genomen?   Antwoord 8   Ik kan niet aangeven wat de exacte reden is geweest van dit specifieke overleg. In algemene zin is het zo dat in gevoelige zaken het OM na een verstrekt ambtsbericht daar nadere toelichting op kan geven aan de Minister van Justitie en Veiligheid, destijds minister van Veiligheid en Justitie.   9.   Klopt het dat u met de verwijzing naar artikel 4 onder d van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013), eigenlijk doelt op artikel 4, tweede lid, aanhef en onder d van het VIRBI 2013? Kunt u toelichten waarom uit deze bepaling voortvloeit dat het ambtsbericht en de nota vertrouwelijk zijn, aangezien het hier gaat om gevallen waarin kennisname door niet-geautoriseerden kan leiden tot schade aan belangen van een of meerdere ministeries? Deelt u de mening dat niet alle ambtsberichten en bijbehorende nota’s automatisch onder dit criterium vallen? Zo ja, welk belang van welk ministerie kan in de onderhavige kwestie, volgens u, precies worden geschaad? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 9   Ja, in de beantwoording Kamervragen (nr. 2019Z08240) van 7 juni jl. is ‘het tweede lid’ weggevallen.   In ambtsberichten informeert het College de minister van Justitie en Veiligheid in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Openbaarmaking van deze informatie kan de strafrechtelijke opsporing en vervolging en daarmee het goed functioneren van het OM frustreren. Daarnaast brengt openbaarmaking van deze documenten het reële risico met zich dat de volledige vrijheid en vertrouwelijkheid van de communicatie tussen mijn departement en het OM in het geding komt. Het is, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, aan mij deze schriftelijke communicatiestroom tegen elke belemmering te beschermen.   De in artikel 128 van de Wet RO vervatte aanwijzingsbevoegdheid kent overigens een duidelijke procedure waarmee – ingeval een aanwijzing wordt gegeven – de openbaarheid daarvan, via uw Kamer of via de behandeling van de strafzaak, gewaarborgd is. Deze aanwijzingsbevoegdheid wordt slechts met grote terughoudendheid toegepast (zie antwoord 7 op de Kamervragen (nr. 2018Z20755) d.d. 30 november 2018).   10.   Kunt u, in algemene zin, toelichten waarom het delen van een ambtsbericht en een daarop gebaseerde ambtelijke nota, in de fase van vervolging in hoger beroep, waarbij de visie van het OM op de strafzaak dus al ruimschoots aan de orde is gekomen, de opsporing en vervolging nog kan frustreren?   Antwoord 10   In ieder geval zolang de zaak onder de rechter is, kan dit belang spelen. Verder is dit niet het enige belang. In algemene zin moet het OM de vrijheid hebben om de minister van Justitie en Veiligheid te informeren over gevoelige zaken zonder dat in enige fase van een strafzaak de aan de minister verstrekte informatie openbaar wordt gemaakt. Zie verder het antwoord op vraag 9.   11.   Hoe vaak is het de afgelopen tien jaar voorgekomen dat de minister van Justitie en Veiligheid op grond van de artikelen 127 en 128 van de Wet op de rechterlijke organisatie een bijzondere aanwijzing heeft gegeven “betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie”? Hoe vaak betrof dat een aanwijzing tot vervolging over te gaan en hoe vaak betrof dat een aanwijzing om niet tot vervolging over te gaan, dan wel een vervolging te staken?   Antwoord 11   De aanwijzingsbevoegdheid in concrete gevallen inzake de opsporing of vervolging van strafbare feiten is geregeld in artikel 128 Wet RO. Het is voor zover mij thans bekend in de afgelopen tien jaar niet voorgekomen dat op grond van dit artikel een aanwijzing om tot vervolging over te gaan, een aanwijzing om niet tot vervolging over te gaan, dan wel om een vervolging te staken is gegeven. Ikzelf heb dit als minister van Justitie en Veiligheid in ieder geval niet gedaan. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 9.   12.   Acht u het, in zijn algemeenheid, mogelijk dat de minister van Justitie en Veiligheid in het reguliere overleg met het College een opvatting kenbaar maakt over het al dan niet vervolgen van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon? Zo ja, waarom en maakt u zelf weleens een dergelijke opvatting kenbaar? Zo nee, waarom acht u dit niet mogelijk?   Antwoord 12   Het is aan het OM te beslissen over het al dan niet vervolgen van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. Zoals in antwoord 5 aangegeven en u bekend, meng ik mij als minister van Justitie en Veiligheid niet in de behandeling van individuele strafzaken. Zie tevens het antwoord op vragen 9 en 11.   13.   Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op 19 juni 2019 beantwoorden?   Antwoord 13   De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.   14.   Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?   Antwoord 14   Ja.   1) RTL Nieuws, 11 juni 2019, https://www.rtlnieuws.nl/columns/column/4741266/wilders-pvv-opstelten-openbaar-ministeriegrapperhaus-knoops   Tijdlijn momenten voor zover die mij op dit moment bekend zijn:   2 april 2014; periodiek overleg tussen minister van Veiligheid en Justitie en voorzitter college.   Interne communicatie tussen departement en OM over voortgang en planning 30 juni – 1 juli 2014.   Interne communicatie d.d. 2 september 2014 inzake bericht Telegraaf dat de rechtbank Den Haag al klaar is voor de zaak Wilders. Pag heeft navraag gedaan bij de rechtbank en informeert het departement hierover.   Ambtsbericht d.d. 10 september 2014 waarin het College de toenmalig minister van VenJ informeert over het besluit van het OM om dhr. Wilders te vervolgen.   Memo van het OM bewaken en beveiligen d.d. 24 september 2014 over de beveiliging bij een mogelijke rechtszaak (verstrekt aan de NCTV).   Overleg 25 september 2014 tussen o.m. minister van Veiligheid en Justitie en voorzitter college.   Ambtsbericht d.d. 7 oktober 2014 waarin MVenJ middels een ambtsbericht door het College geïnformeerd wordt over vervolgstappen   Ambtsbericht d.d. 17 december 2014: College informeert de MVenJ middels een ambtsbericht over de openbaarmaking van de vervolgbeslissing.   Verder hebben er reguliere ambtelijke contacten plaatsgevonden tussen het Openbaar Ministerie en mijn departement naar aanleiding van de volgende kwesties:   Voorbereiding eventueel debat in de Tweede Kamer d.d. 24-25 maart 2014.   Wob-verzoek, ingediend op 3 mei 2016.   persvragen van RTL Nieuws rond 31 mei 2018:   vervolgvragen van RTL Nieuws rond 15 juni 2018   Wob-verzoek, ingediend op 27 juni 2018.   beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Wilders van 12 november 2019.   E-mail d.d. 10-11 februari 2019 tussen medewerker departement en PaG inzake schema getuigenverhoren.   beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Wilders van 19 april 2019.   de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen (D66), Van Nispen (SP), Kuiken (PvdA), Buitenweg (GroenLinks) en Krol(50PLUS) en de schriftelijke vragen van de heer Wilders (14 juni 2019).   Mediaberichten   Opstelten: Wilders moer uitspraken terugnemen (2) Algemeen Nederlands Persbureau ANP, maart 2014 vrijdag 10:55u.   Oud-minister Opstelten: ‘Geen herinneringen ‘De Telegraaf’ 8 juni 2019   VERTROUWELIJK   1
  Datum: 20 juni 2019   Nr: 2019D26606   Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid   Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2019.04.23 18:45 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van de leden Lodders en Ziengs over de rapportage gezamenlijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen in het gebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta

Geachte Voorzitter,   Hierbij stuur ik u, mede namens de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de antwoorden op de vragen van de leden Lodders en Ziengs (beiden VVD) over de rapportage gezamenlijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen in het gebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta (kenmerk 2019Z07096 - ingezonden 9 april 2019).   Carola Schouten   Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit   2019Z07096   1   Bent u bekend met de rapportage meetresultaten van gezamenlijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen in het gebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta?   Antwoord   Ja.   2   Wat vindt u van deze rapportage en hoe zou u de resultaten willen duiden?   Antwoord   De regionale rapportage draagt per waterschap nuttig bij aan het in beeld brengen van de opgave voor het terugdringen van normoverschrijdingen. Uit onderliggende informatie blijkt dat het waterschap Drents Overijsselse Delta op 25 punten gewasbeschermingsmiddelen meet. Van deze 25 maken vier meetpunten deel uit van het Landelijk meetnet gewasbescherming.   Het Landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen heeft onder meer tot doel een verband te leggen tussen normoverschrijdingen in oppervlaktewater en het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel in de Nederlandse land- en tuinbouw (https://www.uvw.nl/landelijk-meetnet-gewasbeschermingsmiddelen/);. Het meetnet duidt of doelstellingen van het landelijk beleid, zoals die bijvoorbeeld zijn vastgelegd in de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” (GGDO), worden behaald.   Met het landelijk meetnet kan beter een relatie tussen normoverschrijdingen en bepaalde toepassingen worden gelegd. Op basis hiervan kan vervolgens worden vastgesteld welke aanpak nodig is om normoverschrijdingen terug te dringen. De nota GGDO bevat een breed scala aan maatregelen om de doelstelling voor het terugdringen van de normoverschrijdingen in het oppervlaktewater – 90% minder normoverschriidingen in 2023 ten opzichte van 2013 – te realiseren.   Voor de duiding van de resultaten verwijs ik u kortheidshalve naar mijn antwoorden op de hierna volgende vragen.   3   Is het u bekend dat van de 24 meetlocaties van Waterschap Drents Overijsselse Delta er op 13 locaties geen schadelijke stoffen zijn gemeten in de periode 2015 - 2017?   Antwoord   Het beheergebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta telt in de periode 2015-2017 25 meetlocaties waar gewasbeschermingsmiddelen en/of biociden zijn gemeten. Op 13 meetlocaties zijn geen normoverschrijdingen voor gewasbeschermingsmiddelen/biociden waargenomen, op 12 andere meetlocaties wel.   4   Is het u bekend dat van de 11 meetpunten met minimaal één overschrijding er 3 meetpunten zijn waar stoffen zijn gemeten die te herleiden zijn naar de landbouw en wat vindt u hiervan?   Antwoord   Op 8 van de 12 locaties waar normoverschrijdingen zijn aangetroffen, betreft dit stoffen die toegelaten zijn binnen de landbouw, maar die soms ook als biocide op de markt zijn.   Normoverschrijdingen zijn onwenselijk. Ongeacht of deze worden veroorzaakt door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden binnen of buiten de landbouw.   5   Is het u bekend dat 9 meetlocaties normoverschrijdingen meten die gerelateerd kunnen worden aan het consumentengebruik en wat vindt u hiervan?   Antwoord   Voor 10 van de 12 locaties met normoverschrijdingen geldt dat er stoffen zijn aangetroffen die als gewasbeschermingsmiddel en als biocide zijn toegelaten voor professioneel en niet-professioneel gebruik. Het herleiden van normoverschrijdingen naar verschillende bronnen en emissieroutes is complex. Een directe relatie met consumentengebruik is daardoor niet vast te stellen.   6   Wat vindt u van de uitkomsten van het meetpunt in Zwolle waar 65 keer de normoverschrijding van het middel permethrin gevonden is?   Antwoord   Volgens informatie van het Waterschap Drents Overijsselse Delta betreft het hier een eenmalige overschrijding in de periode 2015 - 2017 waar geen verklaring voor is gevonden. Het betreffende meetpunt wordt beïnvloed door zowel landbouw (afwatering Sallandse weteringen) alsmede door het gezuiverd afval- of rioolwater (effluent) van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s) Heino en Raalte. Uit onderzoek van de kwaliteit van het effluent van de rwzi’s (2018) blijkt echter dat de gehalten aan permethrin voor beide rwzi’s onder de bepalingsgrens liggen.   Op een andere meetlocatie in het beheergebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta wordt voor permethrin een incidentele overschrijding van 300 keer de norm waargenomen, waarvan de oorzaak niet duidelijk is.   Zorgwekkende structurele normoverschrijdingen worden in overleg tussen de Unie van Waterschappen en het ministerie van IenW besproken. Indien er structurele normoverschrijdingen worden geconstateerd, zullen passende oplossingsrichtingen geïnventariseerd worden.   7   Klopt het dat het middel permethrin vooral gebruikt wordt in consumentenmiddelen zoals antihoutworm-, antivliegen- en antivlooienmiddel en als werkzame stof in humane medicijnen voor bijvoorbeeld schurft en dat veel van deze middelen vrij in de supermarkt en tuincentra te koop zijn?   Antwoord   Er zijn in Nederland inderdaad verschillende biociden en diergeneesmiddelen toegelaten voor niet-professioneel gebruik op basis van de werkzame stof permethrin. Deze zijn bestemd voor de bestrijding van onder andere houtaantastende insecten, kruipende insecten, wespen en vlooien. Deze middelen zijn vrij verkrijgbaar in de detailhandel. Daarnaast is permethrin in Nederland geregistreerd als geneesmiddel tegen hoofdluis, schurft (scabiës) en schaamluis. Geneesmiddelen met permethrin als werkzame stof zijn niet (volledig) vrij verkrijgbaar. Deze geneesmiddelen mogen alleen door de apotheek en de drogist worden verkocht.   8   Kunt u een opsomming geven van consumentenproducten waarin deze werkzame stof gebruikt wordt?   Antwoord   In bijlage 1 treft u de opsomming aan van biociden met de werkzame stof permethrin en in bijlage 2 treft u de opsomming aan van diergeneesmiddelen met de werkzame stof permethrin.   9   Kunt u een opsomming geven van gewasbeschermingsmiddelen voor de landbouw waarin deze werkzame stof gebruikt wordt?   Antwoord   Er zijn geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten in Nederland op basis van de werkzame stof permethrin. Legaal gebruik is daarmee uitgesloten.   10   Klopt het dat middelen met de werkzame stof permethrin al 20 jaar verboden zijn voor gangbare landbouw vanwege het grote gevaar voor bijvoorbeeld vissen, insecten en vlinders, maar dat deze werkzame stof nog steeds gebruikt mag worden in de biologische landbouw? Zo ja, wat vindt u hiervan?   Antwoord   Nee, dat klopt niet. De Europese Commissie heeft op 27 december 2000 besloten om permethrin niet op te nemen in bijlage 1 bij Richtlijn 91/414/EEG en om de toelating van gewasbeschermingsmiddelen op basis van deze werkzame stof in te trekken (2000/817/EG).   Dit betekent dat deze werkzame stof en gewasbeschermingsmiddelen op basis van deze werkzame stof niet gebruikt mogen worden in de Europese Unie in de gangbare, noch in de biologische landbouw.   11   Wat vindt u van de situatie dat de werkzame stof imidacloprid voor consumenten vrij verkrijgbaar is (onder andere in mierenlokdoosjes en vlooienbanden) in bijvoorbeeld tuincentra terwijl die voor de boer en tuinder verboden is (waarvan het meest recente voorbeeld het verbod op het gebruik van deze werkzame stof in de zaadcoating in de suikerbietenteelt is)?   Antwoord   Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland leidt tot onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en milieu. Dit kan ertoe leiden dat bepaalde toepassingen van deze middelen wel en andere niet worden toegelaten.   12   Wat vindt u van het risico dat consumenten het afvalwater bij het schoonmaken van de ondergrond waar bijvoorbeeld een mierenlokdoosje heeft gestaan of bij andere toepassingen door de gootsteen spoelen en welke beleidshandelingen heeft u hierop toegepast?   Antwoord   Voordat een mierenlokdoosje verkocht en gebruikt mag worden, beoordeelt het Ctgb de eventuele risico’s van gebruik volgens voorschrift. Het Ctgb rekent hiervoor gedetailleerde scenario’s door om de effecten op mensen, maar ook voor dieren, het milieu en het water te bepalen. Zoals, maar niet uitsluitend, de uitloging naar de bodem en de emissie naar het oppervlaktewater ten gevolge van lozing van spoelwater na reiniging. Op basis daarvan beoordeelt het Ctgb of veilig gebruik mogelijk is. Is dat niet het geval, dan laat het Ctgb een middel niet toe tot de markt.   Voorts zet de staatssecretaris van IenW zich in om het vermijdbaar consumentengebruik van biociden te minimaliseren, om belasting naar milieu te verminderen.   13   Kunt u aangeven hoeveel normoverschrijdingen van het middel glyfosaat er de afgelopen 10 jaar gemeten zijn door de waterschappen en gepubliceerd op www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl?   Antwoord   Waterschappen monitoren de ecologische waterkwaliteit van het oppervlaktewater. De ecologische norm (MTR; Maximum Toelaatbaar Risiconiveau) voor glyfosaat is in de afgelopen 10 jaar op geen enkele meetlocatie overschreden.   14   Kunt u toelichten waarom uw beleid vooral gericht is op het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij boeren en tuinders die jaarlijks aan opleiding- en bijscholingscursussen moeten voldoen, terwijl er geen controle en handhaving is op het gebruik van middelen met dezelfde werkzame stof door consumenten gekocht die daarvoor geen opleiding volgen en hoe verklaart u deze eenzijdige benadering?   Antwoord 14   Het beleid is gericht op het toepassen van geïntegreerde gewasbescherming binnen en buiten de landbouw. Voor niet-professionele gebruikers is dit uitgewerkt in de green deal “Verantwoord particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen”.   Deze green deal bevat verschillende maatregelen, waaronder een opleidingstraject voor het winkelpersoneel, communicatie en beperking van de verpakkingsgrootte van gewasbeschermingsmiddelen om verspilling te verminderen. Een voorbeeld van zo’n maatregel is de campagne ‘Bestrijding volgens het boekje’ van Tuinbranche Nederland. Daarnaast hebben tal van andere partijen de aandacht gevestigd op het toepassen van niet-chemische alternatieven voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden.   Het Ctgb houdt bij het beoordelen van risico’s voor mens, dier en milieu bij de toelating van een gewasbeschermingsmiddel of een biocide rekening met het feit of er sprake is van professioneel of niet-professioneel gebruik. Daarbij speelt verwachte omvang van het gebruik een rol, maar ook dat de professionele gebruiker een bewijs van vakbekwaamheid heeft en de gebruiksvoorschriften daarop zijn aangepast.   Kortom, we willen juist voorkomen dat er sprake is van een eenzijdige benadering.   15   Deelt u de mening dat deze eenzijdige benadering niet goed is voor het draagvlak van het beleid en kunt u aangeven welke stappen u de afgelopen jaren heeft gezet in een goede voorlichting om het risico van normoverschrijdingen door consumenten terug te dringen?   Antwoord   Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 14.   16   Deelt u de mening dat bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen het risico voor de gezondheid van de mens en het milieu tot een minimum beperkt moet worden?   Antwoord   Ja.   17   Kunt u verklaren waarom de uitkomst van deze rapportage niet tot een andere aanpak heeft geleid?   Antwoord   De rapportage over normoverschrijdingen in oppervlaktewater heeft o.a. geleid tot de Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater. Gewasbeschermingsmiddelen hebben hierin naast nutriënten, medicijnen/opkomende stoffen prioriteit.   Uw Kamer heeft op 16 april jl. het pakket van maatregelen emissiereductie gewasbescherming open teelten ontvangen. Hierin staan verschillende maatregelen om de emissie uit de open teelten naar de leefomgeving terug te dringen tot nagenoeg nul.   18   Kunt u een overzicht geven van het aantal consumentenproducten per productnaam in volume en omvang ter bestrijding van ongedierte bij huisdieren, gebruik in of rond het huis tegen mieren, insecten en ander ongedierte enz.? Zo nee, waarom kunt u dit overzicht niet geven en kunt u dan aangeven op basis van welke informatie u beleid maakt?   Antwoord   De verkoopcijfers van biocideproducten voor consumenten zijn niet voorhanden bij het ministerie van IenW. Verkoopcijfers zijn echter wel bekend bij derden. Het ministerie van IenW heeft RIVM en GfK opdracht gegeven de verkoopcijfers van biociden aan consumenten te analyseren. Hiermee wil het inzicht verkrijgen of consumenten sinds 2014 meer of minder chemische middelen inzetten. Deze analyse heeft betrekking op de volgende groepen: mieren, groene aanslag, vliegende insecten, rodenticiden (biociden tegen muizen en ratten), kruipende insecten, technische producten en zogenoemde ‘afwerende middelen’.   Naar de bestrijding van muizen en ratten en van groene aanslag door particulieren wordt consumentenonderzoek uitgevoerd door middel van enquêtes, om zicht te krijgen op de beweegredenen om te kiezen voor chemische of niet-chemische bestrijding. De staatssecretaris van IenW zal u voor het zomerreces de rapportage van RIVM doen toekomen.   19   Bent u bekend met het artikel ‘Verdwenen soorten: niet door ‘landbouwgif’?   Antwoord   Ja.   20   Wat vindt u van de analyse en de conclusie dat in het politieke en maatschappelijke debat middelen die gebruikt worden in de landbouw als hoofdschuldige aangewezen worden, bijvoorbeeld de neonicotinoïden, voor het verdwijnen van soorten op de Rode Lijst Dagvlinders en Rode Lijst Bijen en hommels, terwijl deze middelen pas veel later in gebruik zijn genomen?   Antwoord   De achteruitgang van de wilde bijen en dagvlinders wordt toegeschreven aan het veranderende landgebruik, zoals ontwikkelingen in de landbouw en de verstedelijking van het landelijke gebied. De ontwikkelingen in de landbouw in de periode tussen 1950 en 1990, zoals ruilverkaveling, het verdwijnen van houtwallen en bloemrijke graslanden door de ontwikkeling en intensivering van monoculturen, ontwatering, bemesting en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen hebben bijgedragen aan de afname van bloemen en planten in de leefgebieden van insecten. Hetzelfde geldt voor bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Doordat neonicotinoïden pas na de genoemde periode gebruikt worden is er inderdaad geen relatie met de in de rode lijsten geconstateerde afname van soorten.   21   Wat doet u om zowel het politieke als het maatschappelijke debat op basis van de juiste informatie te laten plaatsvinden?   Antwoord   Voor mijn bijdrage aan het politieke en maatschappelijke debat ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen richt ik mij op de wetenschappelijke adviezen van Ctgb en EFSA en zo transparant mogelijk handelen over voorgenomen standpunten. Ik heb uw Kamer dat op verschillende momenten kenbaar gemaakt.   Daarnaast moeten we uiteraard oog hebben voor het maatschappelijke debat dat wordt gevoerd. We moeten ons voortdurend de vraag stellen of we alles weten. De uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek voeden ons met accurate informatie op basis waarvan besluiten kunnen worden genomen.   22   Is het u bekend dat boeren en tuinders de afgelopen jaren te maken hebben gehad met een afname van het aantal gewasbeschermingsmiddelen, waarbij de alternatieven niet altijd beter zijn voor mens en of milieu?   Antwoord   Uit het jaarverslag 2018 van het Ctgb blijkt dat het aantal goedkeurde werkzame stoffen en het aantal toegelaten gewasbeschermingsmiddelen niet is afgenomen in de periode 2008 tot 2018. Dit wil echter niet zeggen dat de breedte van het middelenpakket voor de verschillende teelten niet onder druk staat. Werkzame stoffen die wegvallen waren vaak breed inzetbaar tegen verschillende schadelijke organismen of in verschillende teelten. Nieuwe werkzame stoffen die daarvoor in de plaats komen zijn vaak specifiek inzetbaar tegen een of enkele schadelijke organismen en in een of enkele teelten.   Mijn ambities richten zich op weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van landbouw en natuur en als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen, dan nagenoeg zonder emissies naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten. Dat is de kern van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 die op 16 april jl. aan uw Kamer is aangeboden.   In het uitvoeringsprogramma zal een van de werkgroepen zich richten op het beschikbaar komen van meer haalbare, betaalbare en milieuvriendelijke niet-chemische alternatieven beschikbaar komen en het toepassen hiervan door agrarische ondernemers. Daarnaast zal een werkgroep zich richten op het beschikbaar komen van meer gewasbeschermingsmiddelen met een lager risicoprofiel.   23   Op welke manier wordt deze ‘achteruitgang’ (het verbieden van de meest moderne en innovatieve middelen en technieken waarbij wordt teruggevallen op oudere middelen) gemonitord?   Antwoord   Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 22.   24   Heeft u een overzicht van de gewasbeschermingsmiddelen die de afgelopen jaren verboden zijn, welke alternatieven hiervoor beschikbaar zijn en hoe schadelijk deze zijn ten opzichte van het verboden middel? Zo nee, waarom niet en op basis waarvan wordt dan de afweging gemaakt om een middel te verbieden?   Antwoord   Nee. Verordening (EG) nr. 1107/2009 biedt niet de mogelijkheid om in het besluitvormingsproces rekening te houden met mogelijke, ongewenste milieueffecten van alternatieve werkzame stoffen of gewasbeschermingsmiddelen. Centraal in dit proces staat de beoordeling «sec» van werkzame stoffen of gewasbeschermingsmiddelen op de risico’s voor mens, dier en milieu.   25   Kunnen boeren en tuinders rekenen op een wetenschappelijke benadering van het gewasbeschermingsdossier, met de uitgangspunten van zo min mogelijk risico voor mens en milieu, duurzaam gebruik, toestaan van innovaties en landbouwkundige noodzaak (voedselproductie niet in gevaar brengen)? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?   Antwoord   Ja, ik verwijs u naar het antwoord op vraag 23, waarin de ambities staan van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030.   26   Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden en tijdig voor het algemeen overleg gewasbeschermingsmiddelen op 24 april 2019?   Antwoord   Ja.   Bijlage 1: Overzicht biociden op basis van de werkzame stof permethrin (bron: toelatingendatabank Ctgb –10.04.19)   Professioneel gebruik   Conserduc Per 100   Embalan Houtwormdood   Embasol Houtwormdood   HGX tegen houtworm   Luxan Houtinsecticide-P   Parasect   Perfacs Houtwormmiddel   Permanent-Spuitbus   Permanent-Stalspuitmiddel   PERMAS-D   Perwood houtwormmiddel   Q-Care Houtwormdood OL   Tectonik Pour-on   Tenco Anti-Houtworm   Niet-professioneel gebruik   Bolfo Mand- en Tapijtspray   Botéba Vlooien Omgevingsspray   Conserduc Per 100   Duo-Om omgevingsspray   Embalan Houtwormdood   Embasol Houtwormdood   Eulan SPA 01   Firmus Farma Vlooien Omgevingsspray   FLEA FREE OMGEVINGSSPRAY   HGX 'spray tegen kruipend ongedierte'   HGX 'spray tegen mieren'   HGX 'spray tegen vlooien'   HGX spray tegen wespen   HGX spray tegen zilvervisjes   HGX tegen houtworm   Indoor-X omgevingsspray   K.O. Spray Kruipende insecten en Wespen   Kruidvat Insectenspray tegen Vlooien   Kruidvat Insectenspray tegen Zilvervisjes   Kruidvat tegen kruipende insecten en wespen   Luxan Houtinsecticide-P   Luxan Houtinsecticide-P NW   Luxan Mand- en TapijtsprayLUXAN MIERENSPRAY   Luxan Wespenspray   Luxan Zilvervisjesspray   Perfacs Houtwormmiddel   Protect Mieren en Kruipend Ongediertespray   Protect Wespen-Schuimspray   Protect Zilvervisjesspray   Quit kruipend ongedierte en wespen stop   ROXASECT tegen kruipende insecten en wespen   Roxasect Tegen vlooien   Roxasect tegen zilvervisjes   Sprigone tegen kruipende insekten en wespen   Spritex Insectkiller   Tectonik Pour-on   Tenco Anti-Houtworm   TOPSCORE SPRAY tegen kruipende insecten en wespen   VAPONA kruipende insecten- en wespenspray   Vermigon Spray   Wirtz Farma Vlooien Omgevingsspray   Bijlage 2: Overzicht diergeneesmiddelen op basis van de werkzame stof permethrin (bron: Diergeneesmiddeleninformatiebank CBG – 11.04.19)   Activyl Tick Plus, Spot-on oplossing voor honden   Advantix 100/500 spot-on oplossing voor honden   Advantix 250/1250 spot-on oplossing voor honden   Advantix 400/2000 spot-on oplossing voor honden   Advantix 40/200 spot-on oplossing voor honden   Advantix 600/3000 spot-on solution voor honden van meer dan 40 kg tot 60 kg   ATAXXA 1250 mg/250 mg spot-on oplossing voor honden met een gewicht van 10 kg tot 25 kg   Ataxxa 200 mg/40 mg spot-on oplossing voor honden met een gewicht tot 4 kg   Ataxxa 2000 mg/400 mg spot-on oplossing voor honden met een gewicht van meer dan 25 kg   ATAXXA 500 mg/100 mg spot-on oplossing voor honden met een gewicht van 4 kg tot 10   Auriplak, oorlabel voor runderen   BEAU BEAU ANTI-VLOOIENSHAMPOO   BOVICLIP ANTI-VLIEGENPLAATJES   DEFENCARE SHAMPOO   DEFENDOG   Ectofly 12,5 mg/ml Pour-On Oplossing voor schapen   Effitix 134 mg/1200 mg spot-on oplossing   Effitix 26,8 mg/240 mg spot-on oplossing   Effitix 268 mg/2400 mg spot-on oplossing   Effitix 402 mg/3600 mg spot-on oplossing   Effitix 67 mg/600 mg spot-on oplossing   FIPROTIX 134 mg/1200 mg spot-on oplossing   FIPROTIX 26.8 mg/240 mg spot-on oplossing   FIPROTIX 268 mg/2400 mg spot-on oplossing   FIPROTIX 402 mg/3600 mg spot-on oplossing   FIPROTIX 67 mg/600 mg spot-on oplossing   FRONTECT spot on oplossing voor grote honden   FRONTECT spot on oplossing voor zeer grote honden   FRONTECT spot on oplossing voor zeer kleine honden   FRONTECT spot on oplossing voor kleine honden   FRONTECT spot on oplossing voor middel grote honden   ONGEDIERTESHAMPOO   Pulvex Spot 715 mg/ml spot-on oplossing voor honden   Tick Off Combispray   TICK OFF PRO 134 mg/1200 mg spot-on oplossing   TICK OFF PRO 26.8 mg/240 mg spot-on oplossing   TICK OFF PRO 268 mg/2400 mg spot-on   TICK OFF PRO 402 mg/3600 mg spot-on oplossing   TICK OFF PRO 67 mg/600 mg spot-on oplossing   TICK OFF SPRAY   TICK OFF WASH AWAY   Tick off 715 mg/ml spot-on oplossing voor honden   Vectra 3D, Spot-on oplossing voor honden 40 kg   Vectra 3D, Spot-on oplossing voor honden 10-25 kg   Vectra 3D, Spot-on oplossing voor honden 1-4 kg   Vectra 3D, Spot-on oplossing voor honden 25-40 kg   Vectra 3D, Spot-on oplossing voor honden 4-10 kg   VLOOIENSHAMPOO  
  Datum: 23 april 2019   Nr: 2019D17139   Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit   Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2019.04.09 16:16 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht ‘Ritalin is populair op het schoolplein. Kan dat kwaad?’

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kuik (CDA) over het bericht ‘Ritalin is populair op het schoolplein. Kan dat kwaad?’ (2019Z03817).   Hoogachtend,   de minister voor Medische Zorg   en Sport,   Bruno Bruins   Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kuik (CDA) over het bericht ‘Ritalin is populair op het schoolplein. Kan dat kwaad?’ (2019Z03817).   1   Bent u bekend met het artikel in Trouw ‘Ritalin is populair op het schoolplein. Kan dat kwaad? 1)   1.   Ja, ik ben bekend met het artikel.   2   Bent u op de hoogte van de mate waarin oneigenlijk gebruik van ritalin of andere pepmiddelen (bijvoorbeeld cafeïnepillen of braincaps) onder leerlingen en studenten plaatsvinden?   2.   Allereerst vind ik het op zijn plaats een onderscheid te maken tussen het geneesmiddel Ritalin en de zogenaamde vrij verkrijgbare middelen met een opwekkende werking zoals cafeïnepillen of braincaps. Methylfenidaat is onder verschillende merknamen in de handel, waaronder Ritalin. Methylfenidaat staat op lijst I behorende bij de Opiumwet. Dit zijn zware geneesmiddelen, waarvoor een apart voorschrijfregiem geldt. Ritalin is een geneesmiddel dat enkel op recept verkrijgbaar is en voor medische doeleinden wordt voorgeschreven door een arts en verstrekt wordt door een apotheker. Ritalin wordt bijvoorbeeld voorgeschreven aan kinderen met de psychische stoornis ADHD. De werkzame stoffen, effecten en bijwerkingen zijn echter anders dan die van de genoemde vrij verkrijgbare middelen met een opwekkende werking en zijn om die reden ook niet gelijk aan elkaar.   De exacte schaal en omvang van de handel in dan wel het oneigenlijk gebruik van Ritalin door leerlingen en studenten is onvoldoende bekend. Wel blijkt uit onderzoek naar alcohol en drugsgebruik onder scholieren van het Trimbos-instituut (ESPAD-European School Project on Alcohol and other Drugs) dat in 2015 2,8% van de scholieren van het voortgezet onderwijs ooit Ritalin (of andere ADHD-medicatie) heeft gebruikt zonder voorschrift van een arts. Dit percentage nam toe met de leeftijd van 1,3% onder 14-jarigen tot 3,8% onder 16-jarigen.   Over het oneigenlijk gebruik van vrij verkrijgbare middelen met een opwekkende werking (cafeïnepillen) verwijs ik u naar de antwoorden op de Kamervragen over het overmatig gebruik van cafeïnepillen (TK 2018-2019 1957, aanhangsel).   3   Kwalificeert u het gebruik als problematisch? Zo nee, waarop baseert u dat? Zo ja, welke acties worden er ondernomen om het oneigenlijk gebruik van pepmiddelen als Ritalin tegen te gaan?   6   Ervan uitgaande dat het CDA signalen ontvangt over een toegenomen studiedruk onder jongeren, ziet u een verband tussen toegenomen studiedruk en het oneigenlijk gebruik medicijngebruik of gebruik van pepmiddelen? Zo nee, waarom niet?   7   In hoeverre heeft u zicht op hoe studenten zonder medische indicatie aan Ritalin komen? Ritalin is immers alleen verkrijgbaar op doktersrecept. Is bekend hoe misbruik kan worden gemaakt van recepten, zodat de medicijnen worden doorverkocht? Is doorverkoop van Ritalin strafbaar?   8   Deelt u de mening dat er gekeken moet worden naar doorverkoop van medicijnen zoals Ritalin om deze aan banden te leggen?   3, 6, 7 en 8.   Het is bekend dat Ritalin ook voor niet-medische doeleinden en dus zonder voorschrift van een arts wordt gebruikt. Alle geneesmiddelen die zonder medische indicatie en zonder tussenkomt van een arts en apotheker worden verkregen en gebruikt, brengen gezondheidsrisico’s met zich mee voor de gebruiker en vind ik om die reden onverantwoord en ongewenst.   Aangezien het geneesmiddel alleen onder strikte voorwaarden via een arts mag worden voorgeschreven, vindt het oneigenlijk gebruik van Ritalin buiten het medische circuit plaats en dus op illegale wijze. Op internet zijn er mogelijkheden om Ritalin zonder recept te verkrijgen via online-aanbieders of via particulieren die deze middelen niet meer nodig hebben en doorverkopen op vraag- en aanbodsites. Daarnaast kunnen er vervalste recepten in omloop zijn. Het op illegale wijze verkrijgen van receptgeneesmiddelen keur ik af. Het te koop aanbieden en/of doorverkopen van receptplichtige geneesmiddelen is in Nederland verboden. Daarbij is niet alleen sprake van een overtreding van de Geneesmiddelenwet, maar ook van de Opiumwet. Ook mogen Nederlandse voorschrijvers geen recepten uitschrijven aan personen die de voorschrijver niet persoonlijk kent.   Er wordt al veel gedaan om het op illegale wijze verkrijgen van geneesmiddelen tegen te gaan. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en andere handhavende diensten acteren – waar mogelijk gezamenlijk – op meldingen en signaleringen die duiden op illegale handel in geneesmiddelen, waaronder ook Opiumwetmiddelen. De aanpak van online-aanbieders blijkt in de praktijk niet eenvoudig. Er is daarom vanuit VWS veel aandacht voor het informeren van consumenten over de risico’s van het op illegale wijze verkrijgen van geneesmiddelen.   In het verleden zijn er twee publiekscampagnes gelanceerd. Ook is er op Europees niveau een keurmerk dat consumenten helpt legale apotheken te herkennen en veilige keuzes te maken. Om artsen en apothekers te ondersteunen heeft het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik op mijn verzoek een module ontwikkeld om gezondheidsklachten te herkennen die mogelijk worden veroorzaakt door het gebruik van geneesmiddelen die buiten het legale circuit zijn verkregen.   Tot slot verwijs ik u ook naar mijn reactie op het onderzoek van de Consumentenbond naar het bestellen van geneesmiddelen via internet van 27 maart 2019 (TK 2018-2019 29477, nr. 565). In deze reactie ga ik uitgebreid in op de genomen maatregelen om het illegaal verkrijgen van (vervalste) geneesmiddelen zo veel mogelijk in te perken.   4   Klopt het dat het gebruik van Ritalin zonder medische indicatie niet alleen schadelijk voor de gezondheid is, maar dat dit ook nog eens een negatieve invloed op de schoolprestaties heeft?   5   Bent u bekend met onderzoek naar de (langdurige) effecten van het gebruik van pepmiddelen zoals Ritalin op de schoolprestaties? Deelt u de mening dat hier meer onderzoek naar gedaan moet worden om daarmee leerlingen en studenten beter te kunnen voorlichten? Zo nee, waarom niet?   4 en 5.   Ritalin kent, zoals bij elk geneesmiddel het geval is, bijwerkingen die niet onderschat mogen worden. Gebruik is daarom alleen verantwoord onder toezicht en begeleiding van een arts. Gebruik van Ritalin zonder medische indicatie kan gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.   Onderzoek naar oneigenlijk gebruik van Ritalin is zoals gezegd beperkt voorhanden en laat geen eenduidige resultaten zien met betrekking tot effecten en mogelijke bijwerkingen. Het middel lijkt populair te zijn onder leerlingen en studenten vanwege de stimulerende werking die zou leiden tot een verhoogde concentratie of betere studieprestaties, maar exacte (stijgingen of dalingen in) schattingen over aantallen studenten die dit middel zonder voorschrift gebruiken, ontbreken tot op heden.   De Vrije Universiteit van Amsterdam heeft in 2018 een grote studie gedaan naar de samenhang van ADHD-medicatie op de schoolprestaties van leerlingen. Een opmerkelijke uitkomst van de studie is dat het gebruik van de ADHD-medicatie nauwelijks positieve invloed heeft op de schoolprestaties. Meer onderzoek naar het gebruik van Ritalin op schoolprestaties is mij niet bekend. De vraag of het gebruik een negatieve invloed heeft op de schoolprestaties, kan ik om die reden niet beantwoorden.   Wel wordt er binnen de verschillende ZonMw-programma’s onderzoek gedaan naar ADHD. Er is een speciaal aandachtsgebied ‘Jeugd en ADHD’ waarin ook de (lange termijn) effecten van de behandeling van kinderen met het middel methylfenidaat wordt onderzocht. Ik zal in de komende periode onderzoeken of en zo ja, aan welke wetenschappelijke kennis er nog meer behoefte is.   Wat betreft de voorlichting aan de patiënt over de risico’s van het gebruik van het geneesmiddel ligt er een belangrijke taak bij de zorgverleners. Zowel de apotheker als de arts hebben hierin een verantwoordelijkheid. Zoals al deels aangegeven in antwoord op vraag 7, heeft VWS in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het beschikbaar stellen van onafhankelijke informatie over het gebruik van geneesmiddelen aan zorgverleners en patiënten.   1) Trouw, ‘Ritalin is populair op het schoolplein. Kan dat kwaad?’, 22 februari 2019  
  Datum: 9 april 2019    Nr: 2019D14665    Indiener: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2019.02.21 16:45 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van de leden Ploumen, Kuiken en Ellemeet over demonstranten die vrouwen intimideren voor abortusklinieken

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Ploumen (PvdA), Kuiken (PvdA) en Ellemeet (GL) over demonstranten die vrouwen intimideren voor abortusklinieken (2019Z00647).   Hoogachtend,   de minister van Volksgezondheid,   Welzijn en Sport,   Hugo de Jonge   Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Ploumen (PvdA), Kuiken (PvdA) en Ellemeet (GL) over demonstranten die vrouwen intimideren voor abortusklinieken. (2019Z00647)   1   Bent u op de hoogte van het feit dat anti-abortus demonstranten voor abortusklinieken staan en vrouwen aanspreken en hen intimideren? Wat vindt u daarvan? 1)   Antwoord vraag 1   Het is ons bekend dat anti-abortus demonstranten bij een groot deel van de abortusklinieken met wisselende regelmaat demonstreren. We vinden het onwenselijk als vrouwen hier bij hun bezoek aan een abortuskliniek hinder van ondervinden, zeker als dit een (emotionele) drempel opwerpt waardoor sommige vrouwen misschien afzien van een behandeling. Dit is echter zeker niet de dagelijkse gang van zaken bij een abortuskliniek.   2.   Bij hoeveel abortusklinieken zijn dit soort demonstranten die vrouwen intimideren gesignaleerd? Aan welke organisaties zijn zij gelieerd?     Antwoord vraag 2   Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft inmiddels met alle abortusklinieken contact gehad over dit onderwerp en met enkele gemeenten waar een abortuskliniek gevestigd is. Vrijwel alle klinieken geven aan op wisselende basis met demonstranten te maken te hebben in de nabije omgeving van hun abortuskliniek. De demonstranten zijn veelvuldiger te vinden bij de grotere abortusklinieken zoals die in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Heemstede. Daar staan enkele keren per maand tot wekelijks demonstranten. Bij de overige abortusklinieken staan de demonstranten minder vaak.   Het gaat per kliniek meestal om enkele personen, die overwegend gelieerd zijn aan Stirezo (Stichting Recht zonder onderscheid) en de Stichting Schreeuw om leven. Verder zijn er ook kleine groeperingen zoals Jezus redt, abortusinformatie.nl en individuele demonstranten die bij abortusklinieken staan.   De meeste abortusklinieken en ook de gemeenten waarmee contact is geweest, geven aan dat de demonstraties lijken toe te nemen en/of dat de hinder van de demonstraties toeneemt. Dat wil overigens niet zeggen dat de demonstraties altijd als intimiderend worden ervaren.   3   Hoe ver gaat het recht op demonstratie als vrouwen daarbij op deze wijze worden benaderd?     4   In hoeverre is er sprake van strafbare feiten als vrouwen worden ingesloten door demonstranten, de demonstranten bonken op autoruiten, de toegang blokkeren en folders uitdelen van verknipte embyro’s?   Antwoord vraag 3 en 4   Demonstreren is het (grond)recht om met meerdere mensen in het openbaar uiting te geven aan gevoelens of wensen op maatschappelijk en politiek gebied. Meningsuitingen die choqueren of als storend worden ervaren krijgen ook bescherming. Het recht om (vreedzaam) te demonstreren wordt beschermd door de Grondwet en is nader gereguleerd in de Wet openbare manifestaties.   Het recht om te demonstreren en om je mening te uiten is echter niet onbegrensd. Bij strafbare gedragingen of uitingen kan worden ingegrepen. Of er sprake is van strafbare gedragingen of uitingen is afhankelijk van de aard van de uitingen en gedragingen en de omstandigheden waaronder de gedragingen plaatsvonden.   De burgemeester kan daarnaast op grond van de Wet openbare manifestaties voorschriften en beperkingen stellen om een demonstratie ordelijk en vreedzaam te laten verlopen, ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en om wanordelijkheden te bestrijden of te voorkomen. In dat kader kan de burgemeester ook voorschriften stellen of aanwijzingen geven waardoor anderen bescherming krijgen. Hierbij kan nog wel worden opgemerkt dat enige hinder of overlast ten gevolge van een demonstratie, erbij hoort. De bevoegdheid van de burgemeester gaat niet zo ver dat hij alle hinder of overlast kan wegnemen. Integendeel, de burgemeester heeft ook tot taak om het grondwettelijke recht om te demonstreren, te faciliteren.   Diverse gemeenten doen dit ook. Een voorbeeld van de bevoegdheid van de burgemeester om grenzen te stellen aan het recht tot demonstreren vinden we in Amsterdam. De gemeente Amsterdam hanteert als uitgangspunt dat demonstranten bezoekers niet mogen hinderen bij hun bezoek aan een abortuskliniek. De burgemeester kan in dat geval voorschrijven om niet bij de ingang van de kliniek, maar aan de andere kant van de straat te demonstreren.   Diverse APV’s (algemene plaatselijke verordening) stellen strafbaar om zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen of zich onnodig op te dringen. Het insluiten van bezoekers van een abortuskliniek, het bonken op autoruiten en het blokkeren van de toegang is mogelijk strafbaar op grond van deze APV’s. Ook is het strafbaar om een niet vooraf aangemelde of een door de burgemeester verboden demonstratie te houden en om te handelen in strijd met een door de burgemeester voor een demonstratie gesteld(e) voorschrift, beperking, aanwijzing of opdracht (artikel 11 Wet openbare manifestaties). De politie, het OM en uiteindelijk de strafrechter zullen echter van geval tot geval moeten beoordelen of een concrete gedraging strafbaar is.   5   Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de abortusklinieken en alle gemeenten waar abortusklinieken zijn om te overleggen op welke wijze ervoor gezorgd kan worden dat de vrijheid van vrouwen om te kiezen voor een abortus, zonder daarbij geïntimideerd te worden, wordt gewaarborgd en deze vrouwen ongestoord naar binnen kunnen?     Antwoord vraag 5   Uit de contacten die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft gehad met de abortusklinieken en enkele gemeenten waar een abortuskliniek gevestigd is, is gebleken dat er vaak contact is tussen gemeenten en abortusklinieken en tussen gemeenten en demonstranten.   Gemeenten kunnen zoals eerder onder vraag 3 en 4 aangegeven aanvullende voorschriften stellen of aanwijzingen geven, en dat doen zij ook vaak. Bij een deel van de abortusklinieken is het effect van deze aanvullende afspraken voldoende, maar er zijn ook abortusklinieken die nog niet tevreden zijn over de inhoud of het effect van de afspraken.   Na de uitzending van EenVandaag zijn er in verschillende gemeenten (zoals Den Haag en Rotterdam) door raadsleden vragen gesteld aan het college van burgemeester en wethouders over het beleid ten aanzien van de abortuskliniek in hun omgeving. Ook is gebleken dat gemeenten zelf al initiatieven nemen om van elkaars aanpak te leren.   Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan hier een faciliterende rol in spelen. Met inachtneming van de inhoudelijke verantwoordelijkheden van het lokale gezag, zal ik voor het zomerreces de betrokken gemeenten en de abortusklinieken uitnodigen voor een gezamenlijk overleg om kennis uit te wisselen over elkaars behoeftes, mogelijkheden en goede voorbeelden.   6   Wanneer kunt u de Kamer berichten over de resultaten van dit overleg?   Antwoord vraag 6   Voor het zomerreces kan ik u informeren over de uitkomsten van dit gesprek.     1) EenVandaag, 16-1-2019.  
  Datum: 21 februari 2019    Nr: 2019D07684    Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2018.12.14 17:15 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Verhoeven, Van der Graaf, Leijten, Van Ojik, Maeijer, Asscher, Van Rooijen, Van Raan, Bisschop, Azarkan en Baudet over de rechtsstatelijke aspecten van de machtigingsbepaling van de Verzamelwet Brexit (Kamerstuk 35 084)

  Hierbij bied ik, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Omtzigt (CDA), Verhoeven (D66), Van der Graaf (ChristenUnie), Leijten (SP), Van Ojik (GroenLinks), Maeijer (PVV) Asscher (PvdA), Van Rooijen (50PLUS), Van Raan (PvdD), Bisschop (SGP), Azarkan (DENK) en Baudet (FvD) over de rechtsstatelijke aspecten van de machtigingsbepaling van de Verzamelwet Brexit (Kamerstuk 35084). Deze vragen werden ingezonden op 6 december 2018 met kenmerk 2018Z23178.   De Minister van Buitenlandse Zaken,   Stef Blok   Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken mede namens de minister van Justitie en Veiligheid op vragen van de leden Omtzigt (CDA), Verhoeven (D66), Van der Graaf (ChristenUnie), Leijten (SP), Van Ojik (GroenLinks), Maeijer (PVV) Asscher (PvdA), Van Rooijen (50PLUS), Van Raan (PvdD), Bisschop (SGP), Azarkan (DENK) en Baudet (FvD) over de rechtsstatelijke aspecten van de machtigingsbepaling van de Verzamelwet Brexit (Kamerstuk 35084)   Vraag 1   Heeft u kennisgenomen van de factsheets “Verzamelwet Brexit” van professor dr. Wim Voermans en professor mr. Roel De Lange en hun toelichting in de Tweede Kamer bij de hoorzitting over de Verzamelwet Brexit op 5 december jl.?   Antwoord   Ja.     Vraag 2   Kunt u reageren op het standpunt van deze hoogleraren dat door middel van artikel X van de Verzamelwet Brexit het kernbeginsel van het primaat van de wetgever aan de kant geschoven wordt doordat ministers een heel ruime bevoegdheid krijgen om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen en daarmee ook van bestaande – zelfs hogere regels – af kunnen wijken zonder dat het gehele kabinet, het parlement of de Raad van State daar vooraf iets over te zeggen heeft?   Antwoord   Wij delen deze opvatting niet.   Het is een sinds jaar en dag erkend beginsel in het staatsrecht dat het in bijzondere situaties noodzakelijk en gerechtvaardigd kan zijn om af te wijken van de normale regelgevings- en besluitvormingsprocedures, teneinde de overheid in staat te stellen maatregelen te kunnen treffen met de inhoud en spoed die die bijzondere situatie vereist. Dit beginsel is weerspiegeld in voorzieningen die daartoe in een aantal wetten zijn opgenomen en heeft ook zijn neerslag gevonden in aanwijzing 2.31 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.   Het legaliteitsbeginsel eist dat elk handelen van de overheid, ook in dergelijke bijzondere situaties, op een wettelijke basis berust. Normaliter wordt dat gerealiseerd doordat vooraf een nauwkeurige inschatting valt te maken welke maatregelen nodig (kunnen) zijn om een bepaald onderwerp te kunnen regelen. Op grond van die analyse wordt dan een concrete voorziening opgenomen in de wettekst die maatregelen mogelijk maakt binnen het kader van de desbetreffende wet. Daarbij valt te denken aan vrijstellings- of ontheffingsmogelijkheden, aan de mogelijkheid om bij lagere regelgeving nadere eisen te stellen omtrent een door die wet geregeld onderwerp, of aan de constructie dat rechtstreeks een bepaalde uitvoeringsbevoegdheid wordt toegekend aan een bestuursorgaan om de besluiten te kunnen nemen die noodzakelijk en redelijk worden geacht.   In bepaalde gevallen is echter voorspelbaar dat niet bij voorbaat alle situaties zijn overzien, hetgeen zich met name voordoet bij grote stelselwijzigingen.   Voor dergelijke gevallen is in het verleden regelmatig door het parlement aanvaard dat ten behoeve van de transitiefase een ruimere delegatiegrondslag met tijdelijke werking wordt opgenomen in de desbetreffende wetgeving.   Wij zien de Brexit ook als zo’n grote stelselwijziging. Kenmerkend van de Brexit, in het bijzonder een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord, is dat daardoor op abrupte wijze een einde komt aan de verregaande juridische en feitelijke vervlechting van het VK en de EU op allerlei terreinen. Daarbij doet zich (anders dan bijvoorbeeld het geval was bij de opheffing van het land Nederlandse Antillen) nog de complicatie voor dat nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de juridische relatie met het VK na 29 maart 2019.   De door de hoogleraren gemaakte vergelijking met de algemene regeling van het staatsnoodrecht in met name de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden vertroebelt naar onze mening de discussie. In het geval van het staatsnoodrecht is veelal wel in abstracto voorzien welke maatregelen noodzakelijk kunnen zijn maar is tevens geoordeeld dat het wenselijk is die bevoegdheid niet al bij voorbaat toe te kennen vanwege de mogelijke ingrijpendheid daarvan. In dergelijke gevallen worden meestal procedurele en inhoudelijke drempels opgeworpen die genomen moet worden voordat de bevoegdheden toegepast kunnen worden.   Het valt niet in te zien hoe artikel X van het wetsvoorstel in deze categorie valt te scharen. Artikel X is immers beperkt tot maatregelen die nodig zijn met het oog op een goed verloop van de terugtrekking van het VK, en is in de tijd beperkt tot één jaar na de datum van terugtrekking. Verder geldt dat, voor zover een maatregel aangemerkt zou moeten worden als afwijking van het bepaalde bij of krachtens de wet, nog moet voldaan zijn aan de aanvullende voorwaarde dat ófwel sprake moet zijn van de noodzaak van een goede tenuitvoerlegging van een bindende EU-rechtshandeling, ófwel van de noodzaak om onaanvaardbare gevolgen van deze terugtrekking te voorkomen.   Anders dan de op de hoorzitting gemaakte vergelijking met de algemene machtigingsbepalingen in landen als Brazilië, Spanje en Italië suggereert, betreft dit dus niet een abstracte, in tijd en omvang onbepaalde en structureel bedoelde voorziening, maar een concrete voorziening voor een beperkt tijdvak met een specifiek doel. Een toepasselijker vergelijking lijkt ons daarom te vinden in de Britse European Union (Withdrawal) Act 2018. Sectie 23 van die wet geeft ministers de bevoegdheid om gedurende een periode van 10 jaar passende voorzieningen te treffen ten vervolge op die wet, waaronder het wijzigen of intrekken van primaire en secundaire regelgeving. Naar onze mening ondersteunt dit de ook door ons bereikte conclusie dat een zorgvuldige voorbereiding vraagt om een dergelijke vangnetbepaling.   Verder wijzen wij erop dat ook de geraadpleegde hoogleraren erkennen dat de Brexit het noodzakelijk kan maken een bijzondere procedure te volgen om maatregelen te kunnen treffen. Zij zoeken de oplossing echter in andere richtingen dan het kabinet heeft gedaan. De door hun gepresenteerde alternatieven zijn naar onze mening echter praktisch onvoldoende werkbaar en vanuit staatsrechtelijk oogpunt niet zonder meer te prefereren.   Zo biedt de geopperde mogelijkheid om afwijkingen van de wet enkel bij amvb en niet bij ministeriële regeling te laten geschieden geen soelaas voor het gestelde gebrek van onvoldoende parlementaire betrokkenheid. Het voor dat gebrek opgevoerde vangnet, het voorzien in een voorhangprocedure, zou de mogelijkheid van de regering om direct te kunnen handelen illusoir maken.   Overigens benadrukken wij dat een maatregel in afwijking van een bestaand wettelijk voorschrift in beginsel enkel door middel van een algemene maatregel van bestuur gerealiseerd kan worden. Artikel X staat slechts toe dit bij ministeriële regeling te doen indien de spoedeisendheid van de maatregel dit noodzakelijk maakt. Daarbij moet gedacht worden aan voorzieningen die onmiddellijk gerealiseerd en gehandhaafd moeten worden, en waarin een regeling bij wet of amvb geen adequaat middel zou zijn (zelfs niet wanneer aan zo’n wet of amvb terugwerkende kracht zou worden toegekend).   Een ander ter sprake gebracht alternatief betrof het tot stand brengen van wetgeving langs de gewone procedure en daaraan dan terugwerkende kracht te geven. Dit gaat echter voorbij aan het feit dat daarmee in de praktijk geen bezwarende maatregelen getroffen zullen kunnen worden (en in rechte kunnen worden staande gehouden) in het tijdvak voorafgaand aan de formele vaststelling en inwerkingtreding van zo’n wetsvoorstel. Bovendien doet het geen recht aan onze intentie om bij onverwacht opgekomen problemen in de fase direct na een Brexit zo snel mogelijk rechtszekerheid te bieden over wat geldt. Het is immers niet gegeven dat het parlement met de voorgelegde maatregel zal instemmen, zodat een burger of bedrijf, maar ook een bestuursorgaan dat voor de vraag staat hoe te handelen, pas zekerheid heeft over een gepresenteerde regeling wanneer die regeling is vastgesteld en in werking is getreden.   Verder is nog de mogelijkheid genoemd om gebruik te maken van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en de daaronder geschaarde noodwetten. Deze oplossing is echter formeel onmogelijk. Daarvoor zou het uitroepen van een (beperkte) noodtoestand vereist zijn (hetgeen overigens ook zonder voorafgaande betrokkenheid van het parlement zou moeten geschieden) maar dat is slechts mogelijk ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid van het land. Optreden ter voorkoming van menselijk of dierlijk leed, of ter beperking van economische schade is niet mogelijk langs deze weg.   Het zal overigens duidelijk zijn dat wij deze optie ook niet proportioneel vinden in het licht van de in redelijkheid te verwachten ernst en aard van de eventuele problemen en de daarvoor te realiseren oplossingen.     Vraag 3   Deelt u de mening dat, zoals artikel X van de Verzamelwet Brexit beoogt, het door het parlement achteraf meepraten over wetgeving - die ziet op fundamentele onderwerpen- die al is vastgesteld, niet voldoet aan de eisen die het primaat van de wetgever stelt?   Antwoord   Nee. Het primaat van de wetgever vereist niet dat het parlement rechtstreeks dient te worden betrokken bij alle onderdelen van een regeling. Wel is vereist dat de (formele) wet ten minste de hoofdelementen van de regeling dient te betreffen. Delegatie van regelgevende bevoegdheden en de toekenning van bestuursbevoegdheden worden als zodanig wel als hoofdelement gezien. In het normale geval zou daarom bij een ontbrekende wettelijke grondslag voor een beoogde maatregel aanpassing van de hogere wet- of regelgeving ter hand worden genomen om alsnog in die grondslag te voorzien.   Kenmerkend voor de situatie rond de Brexit is dat enerzijds onzekerheid bij alle betrokkenen bestaat of volledig overzien is welke maatregelen mogelijk noodzakelijk zijn, en of daarvoor een grondslag valt aan te wijzen in de bestaande regelgeving. Verder is denkbaar dat maatregelen dusdanig spoedeisend zijn dat het totstandbrengen van een formele (wijzigings)wet of zelfs een algemene maatregel van bestuur onvoldoende tijdig kan geschieden.   Daarbij kan de noodzaak tot afwijken van bestaande wet- en regelgeving zich doen voelen wanneer een bepaalde maatregel noodzakelijk wordt geacht, maar de regelgeving die mogelijkheid niet biedt. Dat kan een gevolg zijn van een weloverwogen keuze ten tijde van de vaststelling om zo’n maatregel niet toe te staan, maar aannemelijker achten wij dat de noodzaak om die maatregel te kunnen treffen simpelweg niet was voorzien. Om dit mogelijke verzuim weg te nemen beoogt artikel X, derde lid een alternatieve tijdelijke wettelijke basis te bieden.   Het is echter niet gezegd dat de op basis van dit artikellid te treffen maatregelen op zichzelf raken aan fundamentele onderwerpen, zoals de vraag lijkt te veronderstellen. Wij achten het aannemelijk dat het hoogstens maatregelen zal betreffen die naar de inhoud bezien niet onverenigbaar zijn met het stelsel van de bestaande wetgeving, maar simpelweg niet voorzien waren ten tijde van het vaststellen daarvan. Zoals ook blijkt uit de eerder aangehaalde voorbeelden is het tot op heden niet de interpretatie van de wetgever geweest dat delegatie van regelgevende bevoegdheid voor dergelijke gevallen onaanvaardbaar zou zijn vanuit het beginsel van het primaat van de wetgever.   Ook de Afdeling advisering van de Raad van State kwam tot het oordeel dat de uitzonderlijke situatie van de Brexit een rechtvaardiging kon vormen voor het voorgestelde artikel X. De Afdeling onderschreef dat het onvoorspelbare karakter van het onderhandelingsproces over de Brexit en de uitkomsten daarvan onconventionele maatregelen noodzakelijk maken. Wel adviseerde de Afdeling in het voorgestelde artikel X een aantal concreet geformuleerde nadere aanscherpingen aan te brengen. Deze voorgestelde aanpassingen zijn alle overgenomen in het voorstel zoals het is ingediend.   Vraag 4   Wat is uw reactie op het gegeven dat de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar, 2.23) voorschrijft dat delegatie van regelgevende bevoegdheid zo nauwkeurig en concreet mogelijk wordt begrensd? Deelt u de mening dat dit in artikel X Verzamelwet Brexit niet het geval is?   Antwoord   Wij zijn van mening dat artikel X aan de eisen van Ar 2.23 voldoet omdat de delegatiegrondslag zo nauwkeurig en concreet is omschreven als in de gegeven situatie mogelijk is. Blijkens de toelichting op de aangehaalde aanwijzing moet de begrenzing van gedelegeerde regelgevende bevoegdheid worden gerealiseerd door het concretiseren van de omstandigheden waarin van de gedelegeerde bevoegdheid gebruik mag worden gemaakt, van de te regelen onderwerpen en van de doeleinden waartoe zij mag worden gebruikt.   Het bijzondere van het voorgestelde artikel X is dat daarin geen beperking van de te regelen onderwerpen is opgenomen, maar dit is naar onze mening een onvermijdelijke consequentie van de uitzonderlijke situatie die de Brexit nu eenmaal oplevert.   Zoals hiervoor onder vraag 2 aangegeven heeft ook het VK het wenselijk gevonden een soortgelijke voorziening te treffen.     Vraag 5   Bent u bereid met een nota van wijziging te komen waarin u fatsoenlijke rechtsstatelijke aspecten in artikel X introduceert, waarbij alleen de afwijkingsbevoegdheid in een vooraf nauwkeurig omschreven noodsituatie kan worden gebruikt en er controle is door het gehele kabinet (dus geen ministeriële regeling), de Raad van State en het parlement?   Antwoord   In de voorgaande antwoorden hebben wij aangegeven waarom wij van mening zijn dat artikel X wel de toets der kritiek kan doorstaan.   Wij zullen op basis van de zienswijze van de Kamer en verdere reacties uit de samenleving welwillend bezien of een nota van wijziging aangewezen is.     Vraag 6   Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?   Antwoord   De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
  Datum: 14 december 2018    Nr: 2018D60082    Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2018.11.16 16:15 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van de leden Smeulders en Nijboer over het definitieve energielabel voor woningen

Vragen van de leden Smeulders (GroenLinks) en Nijboer (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het definitieve energielabel voor woningen (ingezonden 10 oktober 2018)   1. Kent u de uitzending van het tv-programma Radar over het definitieve energielabel voor woningen?   Antwoord 1 Ja   2. Deelt u de opvatting dat het belangrijk is dat mensen kunnen vertrouwen op de juistheid van het definitieve energielabel dat ze van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ontvangen? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 2 De Rijksoverheid geeft geen energielabels af, maar registreert deze. De betrouwbaarheid van de in de database van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) geregistreerde energielabels moet uiteraard wel zo hoog mogelijk zijn. Op 25 oktober 2017 is een rapport verschenen[1] over de betrouwbaarheid van het vereenvoudigd energielabel. Zie ook antwoord op vraag 5 van het lid Kops (PVV) kenmerk 2018Z17639.   3. Bent u tevreden over het functioneren van het huidige energielabelsysteem? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 3 Het vereenvoudigd energielabel is in 2015 op verzoek van de Kamer geïntroduceerd om de administratieve lasten en de complexiteit van het aanvragen van het energielabel voor de burger te verminderen. Het vereenvoudigde energielabel voor woningen voldoet als bewustwordingsinstrument. Uit gegevens van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat tegenwoordig bij ongeveer 90% van de woningverkopen een energielabel wordt overlegd door de verkoper aan de koper. Dit hoge nalevingspercentage stemt tot tevredenheid en is voor mij een indicatie dat het registreren van een vereenvoudigd energielabel laagdrempelig en betaalbaar is. De energie-index is uitgebreider en nauwkeuriger en werkt naar behoren als instrument om de energieprestatie van een woning te onderbouwen bij de koppeling aan een financiële regeling, zoals het Woningwaarderingsstelsel en de STEP-regeling. Hoewel het energielabelsysteem voor deze twee doeleinden naar behoren functioneert, is de vraag legitiem of het onderscheid tussen een vereenvoudigd en uitgebreide methode ook voor de toekomst gewenst is en houdbaar. Zie ook het antwoord op vraag 15. Daarnaast verdient het handhavingsinstrumentarium aandacht en verbetering. Tot voor kort werd als handhavingsinstrument de last onder dwangsom ingezet, een herstelsanctie. Deze last onder dwangsom werd opgelegd aan woningeigenaren die hun woning hadden verkocht zonder een geldig energielabel. Zij kregen de mogelijkheid om achteraf alsnog een energielabel voor de verkochte woning te registreren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 oktober jl. een uitspraak gedaan, waarin gesteld wordt dat er geen juridische grondslag is om een dergelijke last onder dwangsom toe te passen. De last onder dwangsom wordt daarom niet langer opgelegd. Momenteel bekijk ik wat de gevolgen van de uitspraak zijn voor de handhaving. Ik onderzoek daarbij of de bestuurlijke boete ingezet kan worden als alternatief voor de last onder dwangsom.   4. Hoeveel definitieve energielabels zijn er in 2015, 2016, 2017 en tot nu toe in 2018 verstrekt?   Antwoord 4 In de onderstaande tabel is het aantal geregistreerde energielabels vanaf 2015 aangegeven. In totaal, dus vanaf de introductie van het energielabel eind 2007, is voor ruim 3,6 miljoen woningen in Nederland een energielabel geregistreerd.   Vereenvoudigd Energielabel op energielabel (VEL) basis van energie-index (EI) 2015 283.900 172.900 2016 242.000 245.600 2017 237.000 343.500 2018 (t/m 161.000 333.500 september)   5. Hoeveel Energieprestatieadvies-adviseurs (EPA-adviseurs) zijn er op dit moment gemachtigd om een energielabel te verstrekken?   Antwoord 5 Er zijn bijna 900 erkend deskundigen actief, een groot deel daarvan is ook EPA-adviseur. Er is een verschil tussen EPA-adviseurs en erkend deskundigen. Het bepalen van energie-indexen gebeurt door een EPA-adviseur. Om EPA-adviseur te worden moet een bewijs van vakbekwaamheid worden behaald volgens BRL 9500-01. Bij het laten registreren van een vereenvoudigd energielabel via www.energielabelvoorwoningen.nl worden de door de woningeigenaar ingevoerde woningkenmerken en bewijsstukken gecontroleerd door een erkend deskundige. Er zijn twee manieren om erkend deskundige te worden: op basis van het bewijs van vakbekwaamheid als EPA-adviseur of door het succesvol afleggen van het examen 'Erkend Deskundige Energielabel Woningbouw'.   6. Op welke manier wordt gecontroleerd of de EPA-adviseurs hun werk naar behoren doen? Hoeveel controles zijn er in 2015, 2016, 2017 en tot nu toe in 2018 in dit kader uitgevoerd? En hoeveel boetes zijn er opgelegd?   Antwoord 6 In de beantwoording van deze vraag ga ik in op de controles op het werk van de erkend deskundigen, omdat de vorige vragen betrekking hadden op het vereenvoudigd energielabel voor woningen. Voor de controles op het werk van de EPA-adviseurs verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 4 en 5 van het lid Van Eijs met kenmerknummer 2018Z18413. De Inspectie Leefomgeving en Transport voert steekproefsgewijs controles uit op de dossiers die door de erkend deskundigen zijn behandeld. Het aantal controles is in de onderstaande tabel te vinden. Wanneer fouten worden ontdekt, kan de ILT een bestuurlijke boete opleggen aan de erkend deskundige. De hoogte van de boete is afhankelijk van het aantal gemaakte fouten. Tot nu toe zijn er 134 boetebeschikkingen opgelegd.   Inspectieronde Aantal erkend Totaal aantal deskundigen onderzochte dossiers Ronde 1 200 1571 (energielabels afgemeld in periode januari 2015 – mei 2016) Herinspectie ronde 1 60 639 (energielabels afgemeld in periode januari 2017 – augustus 2017) Ronde 2 200 1144 (energielabels afgemeld in periode maart 2017 – november 2017) Ronde 3 390 2248 (energielabels afgemeld in periode maart 2017 – maart 2018)   7. Hoe beoordeelt u het feit dat mensen, waarvoor het definitieve energielabel achteraf niet blijkt te kloppen, het gevoel hebben dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd? Hoe kan dit gevoel bij mensen worden weggenomen?   Antwoord 7 Ik vind het vervelend om te horen dat mensen dit gevoel hebben. Het is niet een signaal dat mij vaak bereikt, maar ik ga bezien op welke manier de communicatie richting kopers en verkopers van woningen verder verbeterd kan worden.   8. Waarom kan iemand met een klacht over het definitieve energielabel niet bij de geschillencommissie terecht? Bent u bereid om te bezien of dit in de toekomst alsnog mogelijk is? Zo nee, waarom niet?   Antwoord 8 Een erkende deskundige moet op grond van het consumentenrecht voorzien in een klachtenregeling.   9. Kunt u in algemene zin aangeven wie aansprakelijk is voor eventueel geleden schade wanneer achteraf blijkt dat een definitief energielabel niet blijkt te kloppen? Kunt u daarbij ook specifiek ingaan op de rol die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) hierbij heeft?   Antwoord 9 Dat hangt van de omstandigheden af en de vraag door wiens toedoen een verkeerd label is afgegeven. De woningeigenaar is verantwoordelijk voor de invoer van de juiste woningkenmerken en de bewijzen daarvan. De erkend deskundige is verantwoordelijk voor het controleren van de juistheid van de door de woningeigenaar ingevulde woningkenmerken en aangeleverde bewijsstukken. Wanneer een energielabel niet blijkt te kloppen kan de opdrachtgever, de eigenaar van de woning, de erkend deskundige die de gegevens en bewijsstukken heeft gecontroleerd hierop aanspreken. Het energielabel is geen besluit in de zin van Algemene wet bestuursrecht. Het staat daarmee niet open voor bezwaar en beroep. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) registreert de energielabels in de database. RVO.nl is niet aansprakelijk voor de juistheid van de energielabels.   10. Hoe kan het dat er zoveel beunhazen actief zijn? Deelt u de mening dat men voor 10 euro geen fatsoenlijke analyse van de energieprestaties van een woning kan verwachten? Waarom zijn deze zogenaamde energiedeskundigen überhaupt gecertificeerd? Dit ondermijnt toch het draagvlak voor duurzaamheidsmaatregelen?   Antwoord 10 Zoals ik eerder aangaf is het registreren van het vereenvoudigd energielabel op verzoek van de Kamer zo laagdrempelig en goedkoop mogelijk gehouden. Bij het vereenvoudigd energielabel is het aantal handelingen dat de erkend deskundige moet uitvoeren beperkt. De erkend deskundige moet de tien door de woningeigenaar ingevoerde woningkenmerken en het aangeleverde bewijs controleren. Doordat het toetsen van het bewijs door de erkend deskundige volledig digitaal wordt uitgevoerd en het systeem “dwingend” is ingericht, is de benodigde tijd voor het beoordelen van het bewijs relatief beperkt. Het bepalen van de hoogte van de prijs voor de geleverde dienst is aan de erkend deskundige zelf.   11. Waarom is het geen praktijk - net als in andere Europese landen - dat, zeker voor de hogere labels, iemand thuis komt inspecteren?   Antwoord 11 In Nederland is een onderscheid gemaakt tussen het vereenvoudigd energielabel en de energie-index. Bij het vereenvoudigd energielabel is geen huisbezoek nodig. Het is een bewustwordingsinstrument dat een indicatie geeft van de energieprestatie van de woning. Het vereenvoudigd energielabel is betrouwbaar, maar minder nauwkeurig. Voor het bepalen van een energie-index is wel een huisbezoek nodig, onafhankelijk van de labelklasse. De energie-index is nauwkeuriger en wordt gevraagd wanneer aan de energieprestatie van een woning een financiële regeling gekoppeld is, zoals bij het Woningwaarderingsstelsel en de STEP- subsidie.   12. Wat is de actuele stand van zaken voor wat betreft de inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Nederland ten aanzien van de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen (EPBD-richtlijn)?   Antwoord 12 Op 16 juli 2018 heeft Nederland een reactie aan de Europese Commissie gestuurd op het Met Redenen Omkleed Advies. Op 20 augustus 2018 heb ik de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de hoofdlijnen van deze reactie (Kamerstuk 30 196, nr. 609). De Europese Commissie is de Nederlandse reactie op dit moment nog aan het bestuderen. Op basis van de reactie kan de Europese Commissie besluiten de inbreukprocedure verder voort te zetten of te beëindigen. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen in deze procedure.   13. Wat vindt u van de kritiek dat het stelsel onvoldoende functioneert en de vergelijking met de Europese autotests: op papier rijden de auto’s 1 op 20, in de praktijk wordt 1 op 14 nauwelijks gehaald?   14. Kent u het Onderzoek voor de gebouwde omgeving (OTB-onderzoek[2]) waaruit blijkt dat het werkelijk energiegebruik bij de hogere A en B labels veel hoger ligt dan verwacht en dat het omgekeerde geldt voor de lagere labels? Bent u bereid het systeem zo aan te passen dat meer gekeken wordt naar het werkelijke, in plaats van het theoretische energieverbruik van een woning?   Antwoord 13 en 14 Ja, ik ken het onderzoek. Ik wil opmerken dat de bepaling van de energieprestatie van gebouwen, die de basis vormt van zowel het energielabel als bewijs dat aan energetische eisen in de regelgeving wordt voldaan, niet het daadwerkelijk energiegebruik aangeeft. De bepaling van het energiegebruik van gebouwen geeft het gebouwgerelateerde energiegebruik aan, dus de energie die nodig is om het gebouw te verwarmen, te koelen, te ventileren en het energiegebruik voor warmtapwater. Het energiegebruik van bewoners, zoals de energie voor de koelkast en overige apparatuur wordt niet meegerekend. Verder wordt, conform de eisen van de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen (EPBD), uitgegaan van een normaal gebruik onder standaard-aannamen. Door bovengenoemde uitgangspunten wijkt de theoretisch berekende energieprestatie af van het werkelijke energiegebruik “op de meter”. Bij de ontwikkeling van de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen (NTA 8800) die per 2020 in werking zal treden, heb ik meegegeven dat deze beter moet aansluiten bij de gemiddelde werkelijkheid dan de huidige bepalingsmethoden (NEN 7120 en Nader Voorschrift). Ook bij de NTA 8800 wordt, conform de Europese richtlijn, alleen het gebouwgerelateerde energiegebruik onder normaal gebruik en standaard- aannamen bepaald.   15. Wat gaat u doen om het vertrouwen van mensen in het energielabelsysteem te vergroten?   Antwoord 15 Ik vind het van belang dat er vertrouwen is in het energielabelsysteem. Aan energielabels wordt in het economische verkeer een steeds grotere waarde toegekend, en naarmate de betekenis van het energielabel voor de woningwaarde en voor de nog te nemen verduurzamingsmaatregelen toeneemt, stijgt het belang van de nauwkeurigheid van het energielabel. Dit is voor mij aanleiding om de communicatie over het onderscheid tussen vereenvoudigd energielabel en de energie-index, als uitgebreidere en nauwkeuriger methode, te verbeteren. Tevens zal ik meer ten principale bezien of (op termijn) het vereenvoudigd energielabel kan vervallen. Ik zal dit betrekken bij de introductie van de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen (NTA 8800) die ook van invloed is op de wijze waarop zowel het vereenvoudigd energielabel als de energie-index tot stand komt.   [1] Onderzoek betrouwbaarheid energielabel https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/10/25/rapport- %CB%9Donderzoek-betrouwbaarheid-energielabel%CB%9D [2] OTB studie: http://www.otb.tudelft.nl/fileadmin/Faculteit/BK/Over_de_faculteit/Afdelinge n/OTB/publicaties/Rapporten/2014_OTB-TU-Delft-Relatie-tussen-energielabel- en-werkelijk-energiegebruik.pdf
  Datum: 16 november 2018    Nr: 2018D54982    Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2018.11.13 16:45 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van het lid Bruins Slot over medicijnmisbruik in de sport

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bruins Slot (CDA) over medicijnmisbruik in de sport (2018Z19161).   Hoogachtend,   de minister voor Medische Zorg   en Sport,   Bruno Bruins   Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Bruins Slot (CDA) over medicijnmisbruik in de sport. (2018Z19161)   1   Heeft u kennisgenomen van de artikelen ‘Verontrustend misbruik van schildklierhormoon door topsporters van 2 augustus jongstleden en ‘Nederlandse topsport op hellend vlak door medicijnmisbruik’ van 21 september 2018? 1) 2)   Antwoord 1   Ja.     2   Bent u in een eerder stadium op de hoogte gesteld, door het NOCNSF, van de bevindingen van chef-arts Cees-Rein van den Hoogenband betreffende het medicijnmisbruik binnen de Nederlandse equipe op de Olympische Spelen van Pyeongchang? Zo ja, om hoeveel van de 31 sporters gaat het?   Antwoord 2   Ik heb na de Olympische Winterspelen een signaal ontvangen over mogelijk vaker voorkomend gebruik van schildklierhormonen onder topsporters. Dat betrof een algemeen signaal waarbij niet aan individuele sporters of hun persoonlijke omstandigheden werd gerefereerd. Dit signaal heb ik toen doorgegeven aan de Dopingautoriteit.     3   Deelt u de stelling dat NOCNSF de taak heeft om de onderste steen boven te krijgen? Zo ja, ziet u hierbij een rol voor uzelf weggelegd?   4   Deelt u het standpunt dat medicijnmisbruik met bijvoorbeeld het middel Thyrax ten minste aan twee van de drie criteria voldoet om op de dopinglijst geplaatst te worden?   Antwoord 3 en 4   NOCNSF is hiermee bezig, en werkt samen met deskundigen aan het aanscherpen van gedragsregels en richtlijnen voor topsportartsen. Dat zijn mijns inziens de juiste stappen.     Mijn eigen rol is beperkt, maar ik vind het gebruik van schildklierhormonen zonder medisch voorschrift wel zorgelijk. Daarom heb ik dit signaal (zie antwoord 2) doorgegeven aan de Dopingautoriteit.   Ook heb ik, samen met NOCNSF, de vraag van de Dopingautoriteit hierover aan WADA ondersteund. WADA is verzocht om geneesmiddelen op basis van schildklierhormoon vanwege het gezondheidsrisico van gebruik zonder medisch voorschrift op de zogeheten prohibited list te plaatsen. Dat gaat mogelijk gebruik zonder medisch voorschrift tegen, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheid in stand blijft om deze medicatie voor te schrijven bij medische indicatie. Sporters die deze medicatie nodig hebben, moet dit immers niet worden onthouden.   5   Kunt u bevestigen dat er op 10 juli 2018 een brief verstuurd is naar de World Anti-Doping Agency (WADA) namens het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Dopingautoriteit en NOC*NSF, waarin verzocht wordt om schildklierhormonen op de verboden lijst te plaatsen? Zo ja, is er al een reactie terug van de WADA en wat was de inhoud hiervan?   Antwoord 5   Dat kan ik bevestigen, in de zin dat op die datum dit standpunt is verwerkt in de zogeheten submission die via de mail is ingediend bij WADA. Daarop is geen reactie van WADA gekomen. Dat is ook niet gebruikelijk. WADA reageert nooit op individuele submissions. Het onderbouwt in algemene zin waarom iets wel of niet op de prohibited list wordt geplaatst. In dit geval heeft WADA gesteld dat onderzoek nodig is naar de prestatie bevorderende werking en gezondheidsrisico’s van schildklierhormonen. Ik zal het belang van dit onderzoek onder de aandacht blijven brengen zodat het mogelijk op de prohibited list wordt geplaatst.     6   Kunt u aangeven of er na de recente berichtgevingen in de media inzake het medicijnmisbruik, klachten zijn ingediend bij het Medisch Tuchtcollege over behandelende artsen die handelen in strijd met de (sport)medische richtlijnen? Zo ja, om hoeveel klachten gaat het en hoeveel boetes en/of waarschuwingen zijn er uitgedeeld sinds februari 2018?   Antwoord 6   Ik heb dat nagevraagd bij het Medisch Tuchtcollege. Er zijn geen klachten ingediend.     7   Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Sport en bewegen van 19 november 2018?   Antwoord 7   Bij dezen.     1) https://nos.nl/nieuwsuuartikel/2244211-verontrustend-misbruik-van-schildklierhormoon-door-topsporters.html   2) https://nos.nl/nieuwsuuartikel/2251500-nederlandse-topsport-op-hellend-vlak-door-medicijnmisbruik.html  
  Datum: 13 november 2018    Nr: 2018D54171    Indiener: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


2018.11.06 20:31 Nickmanbear W0001: Wet sluiting kolencentrales

Wet sluiting kolencentrales

KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot het sluiten van kolencentrales. De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust. En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Enschede, 06-11-2018 Dekoul

VOORSTEL VAN WET

Wij Dekoul, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de kolencentrales in Nederland te sluiten om de energietransitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie te bevorderen. Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. kolencentrale: een installatie voor de productie van energie met het verbranden van steenkool;
b. elektriciteitsnet: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen onderdeel uitmaken van een directe lijn of liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;
c. warmtenet: het geheel van tot elkaar behorende, met elkaar verbonden leidingen, bijbehorende installaties en overige hulpmiddelen dienstbaar aan het transport van warmte, behoudens voor zover deze leidingen, installaties en hulpmiddelen zijn gelegen in een gebouw of werk van een verbruiker of van een producent en strekken tot toe- of afvoer van warmte ten behoeve van dat gebouw of werk;
d. Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

ARTIKEL II

Het is verboden nieuwe kolencentrales in gebruik te nemen.

ARTIKEL III

Het is verboden energie op te wekken in een kolencentrale na het begin van het jaar 2025.

ARTIKEL IV

  1. Een kolencentrale mag niet zijn aangesloten op het elektriciteitsnet of het warmtenet na het begin van het jaar 2025.
  2. De beheerder van een elektriciteitsnet of een warmtenet draagt er zorg voor dat zijn net het eerste lid niet overtreedt.
  3. De beheerder van een elektriciteitsnet of warmtenet dat verbonden was met een kolencentrale na de intreding van deze wet dient bewijs te leveren bij de Autoriteit Consument en Markt dat de kolencentrale niet meer aangesloten is aan het net voor het begin van het jaar 2025.

ARTIKEL V

  1. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
  2. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 4 de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 900.000 of, indien dat meer is, 10% van de omzet van de overtreder.
  3. De bestuurlijke boete die ingevolge het tweede lid ten hoogste kan worden opgelegd wordt verhoogd met 100%, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het van de overtreding opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere overtreding van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt onmiddellijk na invoering door de Staten-Generaal in werking.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet sluiting kolencentrales. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Memorie van toelichting

Klimaatverandering is een van de grootste gevaren voor onze toekomst. Het wordt veroorzaakt door broeikasgassen die dit veroorzaken zijn koolstofdioxide en methaan. De meest vervuilende brandstof die massaal in Nederland gebruikt wordt, is steenkool. Elektriciteitscentrales sluiten die steenkool verbranden zal dus de koolstofdioxide-emissies van Nederland fors verminderen. Steenkool is ook op lange en korte termijn slecht voor Nederland. Luchtvervuiling gecreëerd door kolencentrales is schadelijk voor de mensen die het moeten inademen. Steenkool wordt niet in Nederland gewonnen, dus Nederland is afhankelijk van import uit landen waar steenkool op zal raken.
Kolencentrales sluiten is noodzakelijk, maar het kan niet gelijk zonder het recht op eigendom te schenden. 32 % van de elektriciteit geproduceerd in Nederland (2016) was geproduceerd met steenkool. Nederland heeft dus tijd nodig om zich te voorbereiden voor de sluiting. Daarom wordt er een overgangsperiode gesteld, dat tot het begin van 2025 duurt. De Raad van State stelde in 2017, dat een sluitingswet met een overgangsperiode de beste manier is om de kolencentrales te sluiten.
Omdat de Autoriteit Consument en Markt al als taak heeft om te controleren of bedrijven zich aan de Elektriciteitswet houden werd ook hier gekozen voor de ACM. De bestuurlijke boete staat gelijk aan de zwaardere van de twee categorieën van boetes die kunnen worden opgelegd bij overtreding van de Elektriciteitswet.
Volgens het regeerakkoord wil het kabinet ook de kolencentrales sluiten. Dit voorstel betekent dan ook niet dat het kabinet hun eigen plannen moet stilzetten. Het is echter de bedoeling dat er snel een achtergrens komt voor wanneer de kolencentrales dicht moeten om zeker te weten dat de kolencentrales worden gesloten zelf als de onderhandelingen tussen het kabinet en de kolencentrale-eigenaren vastlopen of als het het kabinet niet lukt om met maatregelen te komen tijdens zijn termijn.

Dit wetsvoorstel is ingediend door JohanCAvdM namens de D'18 en Keijeman namens het CDA

De eerste lezing loopt tot 9-11-2018

submitted by Nickmanbear to RMTK [link] [comments]


2018.10.29 18:45 kamerstukken-bot Antwoord op vragen van het lid Van Kooten-Arissen over het bericht dat een “omstreden teckelfokker naar Hongarije verkast”

Geachte Voorzitter,   Hierbij treft u de antwoorden aan op de vragen van het lid Van Kooten-Arissen (PvdD) van 10 september 2018 over het bericht dat een “omstreden teckelfokker naar Hongarije verkast”.   1   Bent u bekend met het bericht ‘Omstreden teckelkennel verkast uit Woerden naar Hongarije’?   Antwoord   Ja.   2   Bent u bekend met het bericht ‘Woerdense teckelfokkers verhuizen naar Hongarije’?   Antwoord   Ja.   3   Wat is uw reactie op het bericht dat de kennelhouders over woonruimte beschikken in Hongarije en dat daar al circa 100 honden naartoe gebracht zouden zijn, in het kader van het lopende strafrechtelijk onderzoek?   Antwoord   Het welzijn van dieren gaat mij aan het hart. Indien iemand zijn vervolging of zijn straf voor overtredingen op het terrein van dierenwelzijn ontloopt betreur ik dit.   Ik heb echter niet de mogelijkheid om iemand in Nederland te houden via een vrijheidsbeperkende maatregel. Dit kan alleen via het strafrecht onder bepaalde omstandigheden.   4   Hoe heeft dit kunnen gebeuren en hoe gaat voorkomen worden dat deze fokkers straks ongestraft en buiten het bereik van de Nederlandse autoriteiten en toezichthouders hun malafide puppyhandel en dierenmishandeling in Hongarije voort kunnen zetten?   Antwoord   Ik heb begrepen dat de autoriteiten in Hongarije handhavend hebben opgetreden tegen de fokkers. De Hongaarse autoriteiten dienen nu te besluiten over het vervolg aldaar. Het is mogelijk dat de fokkers alsnog worden vervolgd op het moment dat zij weer in Nederland terugkomen. Het OM kan hiertoe besluiten.   5 Hoeveel kansen vindt u dat een fokker moet krijgen, in overweging nemende dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) na de 157 in beslag genomen hondjes in juni 2018, op 6 augustus wederom 20 teckeltjes wegens slechte gezondheid en leefomstandigheden in beslag heeft genomen bij desbetreffende Woerdense teckelfokkers en bij alle vier controles in 2018 door de gemeente Woerden ten aanzien van het aantal aanwezige honden is geconstateerd dat de fokkers zich niet aan het maximale aantal honden zoals bepaald in de omgevingsvergunning hielden?   Antwoord   Op dit moment bepaalt alleen de strafrechter of een bedrijf wordt stil gelegd of een houdverbod krijgt opgelegd. De rechter weegt daarbij alle feiten en omstandigheden mee. Ik kan en wil niet treden in dit oordeel. Met het wetsvoorstel voor een houdverbod van dieren dat nu ter consultatie op internet is geplaatst wordt de Wet Dieren aangepast waarmee ook ik een bedrijf om dierenwelzijnsredenen tijdelijk stil kan leggen. Zodra deze wijziging wordt doorgevoerd wordt deze sanctie opgenomen in het interventiebeleid van de NVWA en waar passend toegepast.   6 Wat zegt het over de efficiëntie en de slagkracht van de Nederlandse overheid en toezichthoudende instanties bij de aanpak van internationale malafide puppyhandel waar Nederland een belangrijke schakel in vormt, wanneer deze fokkers kans op kans krijgen en deze kansen keer op keer onwaardig blijken, wanneer hondjes voor een habbekrats, zonder papieren en ongevaccineerd op Facebook worden aangeboden onder voorwaarde dat de kersverse eigenaar zes maanden niet naar de dierenarts mag, wanneer de fokkers de gelegenheid en de tijd krijgen om hun criminele praktijken en de overgebleven hondjes te verplaatsen naar Hongarije, en u er maar liefst twee volle maanden over doet om de eerste set schriftelijke vragen over deze misstanden te beantwoorden?   Antwoord   Ik acht het instrumentarium om op te treden tegen misstanden, zeker na de inwerkingtreding van het genoemde wetsvoorstel over het houdverbod toereikend. Ik verwijs u naar mijn antwoorden op uw vragen van 27 juni 2018 voor de inzet van de capaciteit van de NVWA (Kamerstuk 28286, nr. 991). Ik roep elke potentiële koper ook op om zelf goed te onderzoeken of de fokker bij wie men koopt deugt. Ik verwijs hier onder andere naar de puppychecklist van het LICG (www.licg.nl); die hierin een goed hulpmiddel vormt.   7   Kunt u toelichten hoeveel waarde er volgens u in de praktijk gehecht wordt aan rechterlijke uitspraken waarin besloten is dat dieren wezens met gevoel zijn en het belang van de dieren zelfstandig moet worden meegewogen in de toelaatbaarheid van het menselijk handelen jegens het dier, als de NVWA op 16 juni 2018 circa 100 hondjes heeft achtergelaten bij de fokker waarbij "herstel op locatie" mogelijk was "onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de fokker zorgt dat maatregelen worden genomen om de gezondheid en het welzijn van de dieren zo snel mogelijk te herstellen", als al snel bij vervolginspecties blijkt dat het dierenwelzijn nog niet op orde is en ook dan niet alle hondjes in beslag worden genomen?   Antwoord   Het is van te voren soms lastig in te schatten of mensen de mogelijkheid die hen geboden wordt tot herstel van de situatie benutten. Voor het dierenwelzijn is herstel op locatie vaak beter omdat de dieren niet onder vaak extra stressvolle omstandigheden afgevoerd hoeven te worden. Helaas betekent dat ook dat situaties als deze kunnen voorkomen. Met de uitbreiding van de mogelijkheid tot het opleggen van een houdverbod wordt het sanctieinstrumentarium om op te treden in dergelijke situaties verder verbeterd.   8   Waarom zijn niet alle aanwezige honden op 6 augustus door de NVWA in beslag genomen nu de fokkers meermalen hebben laten zien het dierenwelzijn niet op orde te kunnen krijgen en de advocaat van de fokkers vergoelijkend tegen journalisten zegt dat het bedrijf de fokkers boven het hoofd gegroeid is en geen sprake is van kwade opzet? Vindt u niet dat de hondjes, levende wezens met gevoel, tegen fokkers in bescherming moeten worden genomen die al via hun advocaat laten weten onmachtig te zijn om de boel op orde te brengen?   Antwoord   Voor het verloop van deze zaak en de meldingen verwijs ik naar mijn beantwoording van uw vragen van 27 juni 2018 (Kamerstuk 28286, nr. 991).   9   Wat is uw reactie op het onderzoek van Dogzine, waaruit blijkt dat de fokker haar honden niet registreerde bij een Nederlandse databank, waardoor deze honden als het ware ‘onder de radar’ bleven en de frauderende fokkers zo vele malen meer dieren kunnen fokken dan in de papieren terug te vinden zijn?   Antwoord   Zoals ook aangegeven in mijn beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober jl. zullen er wijzigingen worden doorgevoerd in I&R hond (Kamerstuk 28286, nr. 991). De geboorteregistratie zal dan gedaan moeten worden door de dierenarts of geregistreerde chipper. De consument moet bij het kopen van een pup zich ervan vergewissen dat de pup gechipt is én geregistreerd staat. De fokker of handelaar dient een registratiebewijs van een aangewezen databank te kunnen overhandigen om dit aan te tonen. Pups die niet geregistreerd staan moeten niet worden gekocht. Geen registratie geeft aan dat de fokker buiten beeld is en zijn verplichtingen in dit kader niet na komt.   De handelswijze van betreffende fokker in dit kader is onderdeel van strafrechtelijk onderzoek. Hierover kunnen lopende het onderzoek geen mededelingen worden gedaan.   10   Klopt het dat registratie van de puppy’s door de fokker bij een van de Nederlandse huisdierendatabanken verplicht is? Hoe handhaaft de Belastingdienst en/of de NVWA deze verplichting? Klopt het dat het een economisch delict is om de hondjes niet te registreren bij hun geboorte?   Antwoord   Ja, dit is verplicht en het niet registreren is een economisch delict. Indien een dergelijke overtreding wordt geconstateerd door een van de aangewezen toezichthouders (NVWA, LID of politie) kan dit tot vervolging leiden. De officier besluit hiertoe op grond van de Wet op de economische delicten.   11   Klopt het dat door grootschalige fraude door de Woerdense malafide hondenfokker door bovengenoemde registratie na te laten, de NVWA noch de Belastingdienst zicht heeft op hoeveel honden er gefokt en verkocht zijn?   Antwoord   Indien een fokker zijn wettelijke verplichtingen niet nakomt, wordt verkrijgen van inzicht in de omvang van handel en fokkerij daardoor ernstig bemoeilijkt. Bijvoorbeeld wanneer de fokker identificatie- en registratieverplichtingen niet nakomt of de import en export van dieren niet conform Europese Regelgeving in Traces (webapplicatie waarin veterinaire bevoegde autoriteiten documenten uitwisselen t.b.v. de handel in dieren en dierlijke producten) meldt.   12   Klopt het dat de gemeente al in 2011 meldingen heeft gekregen van overlast door blaffende honden, zoals blijkt uit zienswijzen die zijn ingediend en via een Wet openbaarheid van bestuur (Wob)verzoek zijn opgevraagd door Dogzine? Klopt het dat de buren toentertijd bezwaar hebben ingediend tegen de aangevraagde omgevingsvergunning voor uitbreiding naar 20 honden? Wat is er toentertijd met deze meldingen gedaan? Is de gemeente op controle geweest naar aanleiding van deze meldingen? Heeft de gemeente de NVWA op de hoogte gesteld van eventuele dierenwelzijnsmisstanden tijdens de controles op naleving van het bestemmingsplan en geluidsoverlast? Op welke gronden is de omgevingsvergunning voor 20 honden door de gemeente verleend?   Antwoord   Op grond van art. 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in 2011 een omgevingsvergunning voor het oprichten of het in werking hebben van een inrichting verleend. Met deze omgevingsvergunning is het houden en fokken van teckels vergund. In 2011 hebben omwonenden in de zienswijzen die zijn ingediend op de ontwerp-omgevingsvergunning aangegeven te vrezen voor overlast door blaffende honden. Naar aanleiding van deze zienswijzen is in de omgevingsvergunning een voorschrift opgenomen dat bepaalt dat ter plaatse maximaal 20 honden en hun pups zijn toegestaan. Daarnaast zijn in de omgevingsvergunning geluidsnormen opgenomen en is bepaald dat er een geluidsscherm gerealiseerd diende te worden. Beide voorschriften zijn in de vergunning opgenomen met als doel overlast door blaffende honden tegen te gaan. Zowel het voorschrift met betrekking tot de geluidsnormen als het voorschrift met betrekking tot het maximaal aantal honden is overtreden. Tegen deze beide overtredingen loopt er op dit moment een handhavingstraject. Van eventuele dierenwelzijnsmisstanden ten tijde van het verlenen van de vergunning is niet gebleken. De gemeente is ook niet bevoegd en deskundig om dierenwelzijnsmisstanden vast te stellen. Vermoedens van misstanden worden wel gemeld bij de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en/of NVWA.   13   Hoe verklaart u dat er in 2011 al meldingen komen van overlast, er vanaf 2013 meisjes die stage liepen bij de Vliegende Kiep laten weten dat de situatie waarin de honden leven slecht is, waarbij meerdere stagiaires weglopen of weg worden gestuurd omdat ze hadden gevraagd naar de huisvestingsomstandigheden van de dieren, er klachten van mensen circuleren die een hond bij de fokkers hebben aangeschaft via Facebook, het op hondenshows opvalt dat de dieren lusteloos en bang door de ring lopen en dat de fokkers voor en na de shows geen aandacht aan de dieren besteden en in de kennels laten zitten, de gemeente minimaal vanaf december 2016 op de hoogte was van de toestand bij de fokkers en begin 2017 de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) heeft geïnformeerd, er tóch pas in het voorjaar van 2017 een eerste controle wordt uitgevoerd door de NVWA en de LID? Zijn er in de tussentijd meldingen geweest van overlast, overtreding van het bestemmingsplan en/of vermeende verwaarlozing? Zo ja, wat is er toen met die meldingen gedaan?   Antwoord   Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op uw eerdere vragen van 27 juni waarin ik uitleg hoe de NVWA met beperkte capaciteit met meldingen omgaat.   Het is helaas niet mogelijk om elke melding op te volgen.   14   Hoe is het mogelijk dat een fokker waar een strafrechtelijk onderzoek naar loopt, waar meerdere dwangsommen verbeurd zijn, waar circa 179 honden in beslag zijn genomen voor onder meer verwaarlozing, waar fraude met registratie van paspoorten wordt vermoed, nog altijd honden zonder papieren kan verkopen via online platformen als Facebook? Is dit niet op zijn minst reden alle honden onmiddellijk in beslag te nemen, niet alleen met het oog op verdere verwaarlozing maar ook met het oog op gedupeerde consumenten?   Antwoord   Zoals ik heb aangegeven in de eerdere set vragen van 27 juni heeft de rechter een langere termijn voor herstel van de situatie gegund. De NVWA dient zich hieraan te houden (Kamerstuk 28286, nr. 991).   15   Heeft u nog vertrouwen in de mate van zelfregulering van online platformen als Facebook en Marktplaats, waarop al sinds jaar en dag hondjes worden aangeboden van malafide hondenhandelaren? Zo ja, kunt u uitleggen waar u dat vertrouwen op baseert?   Antwoord Er vindt constructief overleg met Marktplaats plaats, waarbij gekeken wordt naar de informatie die een verkoper moet verstrekken voor het kunnen plaatsen van een advertentie. Tevens wordt de informatieverstrekking aan kopers op Marktplaats uitgebreid. De handel via Marktplaats zal daarmee transparanter gemaakt worden.   16   Bent u, in het licht van uw ambitie voor het terugdringen van het aantal impulsaankopen en de noodzaak van betere voorlichting, bereid een voorbeeld te nemen aan een recent besluit van de Britse regering, door een eind te maken aan de verkoop van honden via online platformen en andere tussenpartijen, zoals dierenwinkels, markten en beurzen? Zo nee, waarom niet?   Antwoord   Nee. Indien dergelijke openbare kanalen waar elke Nederlander en ook toezichthouders toegang toe hebben worden verboden, dan vindt de handel andere wegen die naar verwachting veel minder transparant zijn. Dierenwinkels en beurzen dienen zich te houden aan de dierenwelzijnseisen waaronder verzorgings- en huisvestingsnormen, verstrekken van voorlichting en ook de aanwezigheid van een vakbekwame beheerder. Indien men de regels respecteert kan mijns inziens verantwoord omgegaan worden met dieren.   17   Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is, zoals blijkt uit uw antwoord op vraag 26 van de eerdere schriftelijke vragen, dat de fokker sinds 5 mei 2017 een Uniek Bedrijfsnummer (UBN) heeft verkregen en of het klopt, dat de fokker daarmee ook een bewijs van vakbekwaamheid heeft verkregen? Wordt er in de beoordelingsprocedure voor het verkrijgen van zo’n bewijs, niet meegewogen dat de aanvrager drie maanden eerder een last onder bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, waarbij de houder binnen twee uur de honden van vers water moest voorzien en de huisvesting moest verbeteren op het gebied van bewegingsruimte en hygiëne? Zo nee, kunt u uitleggen wat zo’n bewijs van vakbekwaamheid dan voor waarde heeft? Kan een bewijs van vakbekwaamheid ook weer ingetrokken worden, als blijkt dat de fokker zich niet aan de gestelde regels houdt? Kunt u cijfers overleggen hoe vaak dit in de afgelopen vijf jaar is gebeurd?   Antwoord   Nee. Een registratie houdt in dat een bedrijf is geregistreerd bij de overheid.   Het doel van registratie is het bedrijf te kunnen controleren. Het betreft geen vergunning met voorafgaande toets voor wat betreft dierenwelzijn. Registratie houdt niet automatisch in dat ook een bewijs van vakbekwaamheid is verkregen. Een bewijs van vakbekwaamheid kan worden verkregen middels het volgen van een opleiding en wordt verstrekt door aangewezen onderwijsinstellingen. Een verkregen bewijs kan niet worden ingetrokken.   18   Klopt het dat de fokker in 2011 een vergunning is verleend voor het bedrijfsmatig houden van dieren, maar er pas in 2017 werd geconstateerd dat er geen UBN is aangevraagd? Is het verkrijgen van zo’n vergunning niet afhankelijk van het correct aangeven van bedrijfsmatige activiteiten bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)? Hoe controleren de gemeente en de RVO hierop?   Antwoord   De gemeente heeft geen vergunning verleend voor het bedrijfsmatig houden van honden. Wel is er een omgevingsvergunning verleend voor het hebben van een inrichting waar ten hoogste 20 honden en hun pups gehouden mogen worden. De gemeente laat weten dat voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor een bedrijfsmatige activiteit geen UBN nummer vereist is.   19   Vindt u het wenselijk, gezien het feit dat de overheid welzijnsregels stelt voor het bedrijfsmatig houden van honden, mede op het gebied van voortplantingstechnieken, het overgeven van ernstige erfelijke afwijkingen en ziektes, dat het aan een private organisatie als de Raad van Beheer (RvB) met slechts een beperkte opsporingsbevoegdheid wordt overgelaten om stambomen te controleren en af te geven, waarmee u, zoals u schrijft in uw antwoord op vraag 33 van de eerdere schriftelijke vragen, geen bemoeienis heeft?   Antwoord   Ja. Het is geen taak van de overheid om stambomen af te geven. Indien de Raad van Beheer op misstanden stuit heeft zij de plicht dit zo snel mogelijk aan de NVWA te melden.   20   Hoe wordt ervoor gezorgd dat deze en andere geroyeerde fokkers na royering bij de Raad van Beheer (RvB), zich niet kunnen inschrijven bij een andere rasvereniging en zo ongestraft door kunnen gaan met hun praktijken?   Antwoord   De Raad van Beheer en de bij haar aangesloten rasverenigingen zijn volledig privaat. Indien zij misstanden constateren dan kan ik op basis van een melding onderzoek doen. Ik kan echter geen eisen stellen aan het lidmaatschap van een private vereniging of de uitgifte van stambomen.   21   Hoe garandeert u een proactieve en efficiënte uitwisseling van informatie tussen verschillende instanties, zodat er een tijdige en volledige inschatting van de ernst van de situatie kan worden gemaakt, en zodat zaken als ernstige verwaarlozing, ontbrekende bedrijfsregistratie, overtredingen van het bestemmingsplan, fraude met databank registratie en paspoorten, niet als geïsoleerde zaken maar in samenhang behandeld worden, gezien het hoge aantal instanties wat betrokken is bij deze zaak, te weten RVO.nl, de gemeente, de NVWA, de Raad van Beheer en aangesloten rasverenigingen, de LID en de politie?   Antwoord   Eenieder die misstanden ontdekt waarbij een link is met dierenwelzijn dient dit te melden bij de NVWA.   De NVWA is eerstverantwoordelijke voor toezicht en controle op hondenhandel en -fokkerij. Ten behoeve van effectief en doelmatig toezicht werkt de NVWA in de praktijk vaak, en veelal constructief, samen met andere betrokken instanties. Dit op basis van het convenant samenwerking dierenhandhaving. De LID is een belangrijke samenwerkingspartner, evenals de politie. Maar ook met gemeente en RVO.nl. wordt samengewerkt. Waar nodig wordt ook samengewerkt met de Raad van Beheer. Ten behoeve van gegevensuitwisseling tussen partijen zijn de Wpg en AVG van toepassing. Momenteel wordt gewerkt aan de opzet van structurele samenwerking van de NVWA met Landelijke Informatie en Expertise Centrum en de Regionale Informatie en Expertise Centra (LIEC en RIEC’s).   22   Klopt het dat de NVWA voor specifiek hondenhandel vier fte beschikbaar heeft, zoals op de website gemeld wordt? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw antwoord op vraag 16 uit de eerdere schriftelijke vragen waarin u schrijft dat de NVWA zes fte beschikbaar heeft voor toezicht en controle op hondenhandel en de fokkerij?   Antwoord   De NVWA heeft voor toezicht en controle op hondenhandel en –fokkerij, binnen de beschikbare uren voor dierenwelzijn, 6 fte beschikbaar sinds 2016. Daarvan is 5 fte werkzaam in de buitendienst. Op de website van de NVWA stond abusievelijk nog 4 fte vermeld. Dit is inmiddels aangepast.   23   Bent u bereid om meer te gaan inzetten op voorlichting? Zo ja, via welke kanalen en instanties, nu u in antwoord op vraag 19 uit de eerdere schriftelijke vragen schrijft dat de oplossing van het probleem deels ligt in voorlichting aan potentiële kopers?   Antwoord   Het LICG voert vaker campagnes over het verantwoord houden van dieren.   Bij deze breng ik graag de puppychecklist nogmaals onder de aandacht: https://www.licg.nl/honden/de-puppy-checklist/   24   Kunt u aangeven wanneer het strafrechtelijk onderzoek naar deze fokker zal worden afgerond, de zaak voor de rechter komt en/of wanneer de uitspraak zal zijn? Zo nee, wanneer verwacht u antwoord te kunnen geven op vragen die u in het kader van het lopende strafrechtelijke onderzoek niet kunt beantwoorden? Bent u bereid om deze vragen op dat moment alsnog te beantwoorden?   Antwoord   Het strafrechtelijk onderzoek is nog in volle gang. Recent heeft het Openbaar Ministerie bijvoorbeeld beslag gelegd op onroerend goed en op bankrekeningen van de verdachten. Meer kan ik op dit moment niet over het lopende onderzoek zeggen.   Carola Schouten Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit  
  Datum: 29 oktober 2018    Nr: 2018D51207    Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bron:    tweedekamer.nl
submitted by kamerstukken-bot to kamerstukken [link] [comments]


http://activeproperty.pl/